ECLI:NL:OGEAA:2019:505

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
4 van 2019, 174 van 2019 en 175 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, mishandeling en medeplegen van mishandeling met wapens

Op 12 juli 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling van zijn vader en medeplegen van mishandeling met gebruikmaking van wapens. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak omvatte drie afzonderlijke tenlasteleggingen, waarbij de verdachte op 28 augustus 2018 in Aruba geprobeerd had een persoon van het leven te beroven, zijn vader op 4 augustus 2018 had mishandeld en op 9 december 2018 samen met anderen een medegedetineerde had mishandeld met een scherp voorwerp. Tijdens de rechtszittingen op 12 april en 21 juni 2019 werd de verdachte bijgestaan door verschillende advocaten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de meeste aanklachten. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de primair ten laste gelegde feiten in zaak A en B, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde in zaak C. De verdachte had eerder soortgelijke misdrijven gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was.

Uitspraak

Parketnummers: P-2018/08889, P-2018/08038 en P-2018/12571
Zaaknummers: 4 van 2019, 174 van 2019 en 175 van 2019
Uitspraak: 12 juli 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [ geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 april en 21 juni 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. H.F. Falconi (in de zaak met parketnummer P-2018/08889), S.A. Kock (in de zaak met parketnummer P-2018/08038) en Z.J.E. Paesch (in de zaak met parketnummer P-2018/12571), advocaten in Aruba. Bij de laatste zitting is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. A.E.A. Hernandez, advocaat in Aruba, die in de zaak met parketnummer 2018/08889 voor mr. Falconi heeft geoccupeerd. De zaken onder bovenvermelde parketnummers zijn ter terechtzitting gevoegd.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer P-2018/08889 (hierna: zaak A) en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer P-2018/08038 (hierna: zaak B), alsmede het subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer P- 2018/12571 (hierna: zaak C) bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig (48) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van hetgeen de verdachte in zaak C primair is ten laste gelegd.
De verdediging heeft ter zake van het tenlastegelegde in zaak A bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter zake van zaak B heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht en terzake van zaak C heeft de verdediging bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het in die zaak ten laste gelegde.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Zaak A
Primair:
dat hij op of omstreeks 28 augustus 2018 in Aruba,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
in het hoofd, de (rechter)borst en een bil, althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
dat hij op of omstreeks 28 augustus 2018 in Aruba,
aan een persoon, te weten [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een geperforeerde (rechter)long en/of
- een klaplong en of
- blijvende littekens, althans een blijvend litteken
heeft toegebracht,
door met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
in het hoofd, de (rechter)borst en een bil, althans het lichaam te steken en/of te snijden met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp;
Meer subsidiair:
dat hij op of omstreeks 28 augustus 2018 in Aruba,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
in het hoofd, de (rechter)borst en een bil, althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Aruba, zijn vader, [slachtoffer 2],
heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te schoppen;
Zaak C
dat hij op 9 december 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een of meermalen met een scherp/puntig voorwerp in de handen, in de armen, in de benen en/of in het bovenlichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat op 9 december 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 3] heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, te weten een scherp/puntig voorwerp, door al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een of meermalen, met een scherp/puntig voorwerp in de handen, in de armen, in de benen en/of in het bovenlichaam van die [slachtoffer 3] te steken en/of te snijden.

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit in zaak C

Het Gerecht is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken .

5.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair in zaak A, in zaak B en subsidiair in zaak C is ten laste gelegd, met dien verstande:
Zaak A
Primair:
dat hij op
of omstreeks28 augustus 2018 in Aruba,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer 1]
meermalen, althans eenmaal,
in het hoofd, de
(rechter
)borst en
een bilhet rechterbovenbeen, althans het lichaamheeft gestoken en/of gesneden
,met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
dathij op
of omstreeks4 augustus 2018 te Aruba, zijn vader, [slachtoffer 2], heeft mishandeld door hem meermalen,
althans eenmaal,te slaan en
/ofte schoppen;
Zaak C
Subsidiair:
dat
hijop 9 december 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade,[slachtoffer 3] heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, te weten een scherp/puntig voorwerp, door
al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,een
maalof meermalen
,met een scherp/puntig voorwerp in
deeenhand
en, in de armen, in de benen en
/ofin het bovenlichaam van die [slachtoffer 3] te steken en/of te snijden.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezen-verklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

7.Bewijsoverweging ter zake van zaak C

De raadsvrouw heeft onder meer – samengevat - aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen Croes en Boekhout onbetrouwbaar zijn. Het Gerecht heeft uit de in het dossier voorhanden zijnde stukken geen enkele aanwijzing kunnen putten die de stelling van de raadsvrouw ondersteunt. Het Gerecht heeft derhalve geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van voornoemde getuigen en bezigt die dan ook als bewijs voor het in de onderhavige zaak subsidiair bewezen verklaarde.

8.Verweren ten aanzien van de strafbaarheid in zaak A

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging, omdat er ten tijde van het plegen van het feit sprake was van noodweer cq. noodweerexces. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangever dreigend op de verdachte met een schoffel afkwam en dat de verdachte vervolgens een op de grond liggend voorwerp pakte en daarmee in de richting van de aangever zwaaide ter verdediging van verdachtes eigen lijf.
Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 21 juni 2019 verklaard dat de aangever eerst met een schoffel in zijn richting is gerend, waarna hij de schoffel met zijn arm heeft geblokkeerd. Hij, de aangever en de schoffel vielen vervolgens op de grond. Toen hij op de grond lag heeft hij een zich op de grond bevindend gereedschap gepakt en daarmee in de richting van de aangever gezwaaid om zich te verdedigen, aldus de verdachte.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt echter het volgende naar voren. De aangever ging op enig moment met een schoffel op de verdachte af. De verdachte trok - volgens verklaringen van ooggetuigen - de schoffel uit handen van de aangever, waarna de schoffel op de grond viel. De verdachte heeft de aangever vervolgens een aantal vuistslagen toegediend, waarna zij beiden op de grond vielen. De verdachte ging bovenop de aangever en zette het gevecht voort. Een van de aanwezigen haalde de verdachte van de aangever weg. De aangever bleek drie steekwonden te hebben opgelopen. Twee ooggetuigen hebben de verdachte met een mes zien steken.
Het Gerecht concludeert uit voren geschetste feiten en omstandigheden dat er aanvankelijk sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, maar dat die aanranding reeds was geëindigd op het moment dat de schoffel op de grond viel en de aangever door de hem toegediende vuistslagen op de grond viel. De verdachte kon zich op dat moment aan het geweld onttrekken, maar heeft ervoor gekozen om, terwijl de aangever nog op de grond lag, de vechtpartij voort te zetten en de aangever daarbij meerdere steekwonden aan zijn lichaam (onder andere in de rechterborst) toe te brengen.
Het Gerecht is gelet op voornoemde gang van zaken van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een situatie dat het noodzakelijk was dat de verdachte zich met een mes tegen de aangever heeft moeten verdedigen. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Nu geen sprake was van een noodweersituatie, komt aan de verdachte evenmin een beroep op noodweerexces toe. Overigens is het Gerecht niet gebleken van enige door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging bij de verdachte, waardoor hij de aangever met een mes heeft gestoken in plaats van weg te rennen.
Het Gerecht verwerpt derhalve het verweer.

9.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Primair:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Zaak B
Mishandeling, begaan tegen zijn vader,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, eerste lid, juncto artikel 2:277, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Zaak C
Subsidiair:
medeplegen van mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening ,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, eerste lid, juncto artikel 2:274, tweede lid en artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

10.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

11.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer onder meer in zijn rechterborst gestoken waarbij hij een hemothorax heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en ernstig letsel veroorzaakt. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Verdachte is met zijn handelen tevens geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vader, waarbij hij hem heeft geslagen en geschopt. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader en hem pijn toegebracht. Het Gerecht rekent het de verdachte aan dat hij heeft gekozen voor het gebruik van geweld tegen zijn eigen vader.
Voorts heeft de verdachte zich, samen met zijn mededader, schuldig gemaakt aan mishandeling van een medegedetineerde in het Korrektie Instituut Aruba (KIA), met gebruikmaking van een (steek)wapen. De verdachte heeft samen met zijn mededader die medegedetineerde, terwijl deze zich tijdens de recreatie uren in zijn cel bevond, met voormeld wapen twaalf kleine steek- en/of snijwonden toegebracht. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De verdachte en zijn mededader zijn voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door een dergelijk feit binnen de penitentiaire inrichting worden veroorzaakt, daar het een feit is met een agressief en gewelddadig karakter.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister, eerder (in 2017) onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. Dat heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde in de zaken A en B bovendien gepleegd in de proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte ten aanzien van voornoemde eerdere veroordeling.
In het voordeel van de verdachte houdt het Gerecht rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte, alsmede het eigen gedrag van het slachtoffer ten tijde van het bewezen verklaarde in zaak A.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:62 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak C primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A primair, het in zaak B en het in zaak C subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
achtenveertig (48) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
twee (2) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is op 12 juli 2019 gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.