ECLI:NL:OGEAA:2019:508

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201900397
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en kosten in een huurovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de eiseres, die in persoon procedeerde, betaling van een huurachterstand van Afl. 5.260,- van de gedaagde, eveneens procederende in persoon. De eiseres stelde dat de gedaagde krachtens een huurovereenkomst een appartement had gehuurd en dat de gedaagde de huur niet had betaald voor de periode van augustus 2017 tot en met maart 2018. De gedaagde had het appartement in april 2015 verlaten, maar stelde dat een kennis met haar goedkeuring in het appartement was blijven wonen. De eiseres vorderde daarnaast vergoeding voor reparatie- en utiliteitskosten, en de wettelijke rente vanaf 20 december 2017.

Tijdens de procedure, die op 24 mei 2019 een comparitie van partijen omvatte, werd vastgesteld dat de gedaagde contractueel verplicht was om de huur tot en met maart 2018 te betalen. De eiseres had de borg verrekend met de huurachterstand en stelde dat de gedaagde al een deel van de huur had betaald. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde nog Afl. 2.985,- aan de eiseres verschuldigd was, te vermeerderen met wettelijke rente.

De vordering van de eiseres voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er meer werkzaamheden waren verricht dan waarvoor de wettelijke regels voor proceskosten van toepassing zijn. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiseres waren gevallen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 3 juli 2019
Behorend bij B.B. nr. AUA201900397
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Naam Eiseres],
wonende in Aruba, [adres],
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
voorheen dhr. B.R. Roos, thans procederende in persoon,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te Aruba, [adres],
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 24 april 2019 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 24 mei 2019. Partijen zijn in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen Afl. 5.260,-, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 20 december 2017 en met 15% aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
2.2 [
Gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen dat [gedaagde] krachtens een daartoe tussen partijen gesloten huurovereenkomst het aan [eiseres] toebehorende appartement gelegen in Aruba te [adres] appartement nummer [nummer] heeft gehuurd tegen een maandelijkse bij vooruitbetaling te betalen huur van Afl. 620,-. [Gedaagde] heeft het appartement (hierna: het gehuurde) verlaten in april 2015. [Gedaagde] stelt echter dat een kennis van haar met haar goedkeuring in het appartement is blijven wonen. Die kennis heeft het appartement verlaten in maart 2018, aldus [gedaagde]. Uit die eigen stellingen van [gedaagde] volgt dat de huurovereenkomst op haar naam ten behoeve van voornoemde kennis heeft voortgeduurd tot en met maart 2018. Dat brengt met zich dat [gedaagde] contractueel gehouden is om de maandelijkse huur ad Afl. 620,-- tot en met maart 2018 te betalen aan [eiseres].
3.2 [
Eiseres] vordert betaling van huur over de maanden augustus 2017 tot en met maart 2018, (8 x 620,-)= Afl. 4.960,-, vermeerderd met Afl. 620,- aan reparatiekosten en Afl. 255,- aan utiliteitskosten, in totaal ad Afl. 5.835,-. [Eiseres] heeft verder gesteld dat zij de borg ad Afl. 575,- heeft verrekend met de huurachterstand. Verder heeft [eiseres] in haar verzoekschrift gesteld dat [gedaagde] al Afl. 2.275,- heeft betaald. In het licht van het vorenstaande heeft [eiseres] niet of onvoldoende gemotiveerd bestreden gesteld dat [gedaagde] nog Afl. 2.985,- aan [eiseres] verschuldigd is. [Gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van Afl. 2.985,- aan [eiseres], te vermeerderen met wettelijke rente zoals onbestreden gevorderd.
3.3
De gevorderde vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zal worden afgewezen, omdat gesteld noch is gebleken dat [eiseres] te dezen meer werkzaamheden heeft verricht dan die waarvoor krachtens artikel 63a Rv de regels ter zake van proceskosten van toepassing zijn. De enkele bij het verzoekschrift overgelegde aanmaning valt zonder meer binnen het bereik van voormelde wettelijke bepaling.
3.4 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten (griffiegeld). Er wordt geen gemachtigdensalaris geliquideerd, nu [eiseres] in deze procedure niet werd bijgestaan door een daartoe door het Hof toegelaten professionele rechtsbijstandverlener.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 2.985, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 20 december 2017 tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en op nihil aan gemachtigdensalaris;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.