ECLI:NL:OGEAA:2019:53

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
A.R. 442 van 2015/AUA201500316
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de echtelijke woning en gebruikersvergoeding in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de verdeling van de echtelijke woning en de toekenning van een gebruikersvergoeding centraal staan. De vrouw had in een tussenvonnis van 7 september 2016 de gelegenheid gekregen om bewijs te leveren van een overeenkomst met de man, waarin hij zou hebben verklaard geen aanspraak te maken op de echtelijke woning in geval van een breuk. De vrouw heeft getuigen opgeroepen, waaronder haar zus en moeder, die bevestigden dat de man dergelijke uitspraken had gedaan. Echter, het gerecht oordeelt dat de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs leveren voor de stelling van de vrouw dat er een bindende overeenkomst was bereikt.

Het gerecht concludeert dat de echtelijke woning verdeeld dient te worden, waarbij de woning in beginsel aan de vrouw wordt toebedeeld, tenzij zij dit niet langer wenselijk acht. Tevens wordt er een deskundige benoemd om de waarde van de woning te taxeren. De kosten van de taxatie komen voor rekening van beide partijen. De vrouw wordt ook opgedragen om een actueel overzicht van de hypothecaire geldlening te overleggen, evenals bewijs van de door beide partijen betaalde eigenaarslasten sinds 4 maart 2014.

De vordering van de man tot betaling van een redelijke gebruikersvergoeding wordt verder beoordeeld, afhankelijk van wie de eigenaarslasten heeft voldaan. Het gerecht houdt ook rekening met de verdeling van de inboedel en andere financiële zaken, zoals studieschulden en pensioenopbouw. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte aan beide zijden, met de mogelijkheid van een comparitie om tot een vergelijk te komen. De verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 23 januari 2019
Behorend bij A.R. 442 van 2015/AUA201500316
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis d.d. 7 september 2016;
- het proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 6 juli 2018;
- het proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 5 oktober 2018;
- de conclusies na enquête d.d. 21 november 2018.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenvonnis van 7 september 2016 is de vrouw in de gelegenheid gesteld bewijs bij te brengen van haar stelling dat tussen haar en de man is overeengekomen dat hij, in geval van een breuk tussen hen, geen aanspraak zal maken op de echtelijke woning of de helft van de overwaarde hiervan.
2.2
De vrouw heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en haar zus, [getuige 1], haar moeder [getuige 2], haar dochters [getuige 3] en [getuige 4] alsmede zich zelf als partijgetuige doen horen. Op basis van deze verklaringen, zowel afzonderlijk als in onderling samenhang bezien, komt het beeld naar voren dat de man met regelmaat heeft verklaard dat hij, in het geval het huwelijk tussen hem en de vrouw mis zou lopen, hij nergens aanspraak op zou maken. Hij wilde zich niet gedragen zoals de vorige echtgenoot van de vrouw.
2.3
Hoewel het gerecht begrijpt dat de man bij de vrouw, op basis van deze uitlatingen, de stellige indruk heeft gewekt dat hij, in geval van een breuk, geen aanspraak zou maken op de echtelijke woning cq de helft van de overwaarde, bieden de getuigenverklaringen geen dan wel onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van de vrouw dat tussen haar en de man op dit punt
overeenstemmingis bereikt. De bereikte overeenstemming zou bovendien moeten hebben geleid tot het doen van afstand als bedoeld in artikel 1:103 jo 104 BWA. Voor het geval de man niet wist dat hij binnen 3 maanden nadat de echtscheidingsbeschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een akte van afstand diende in te schrijven in het huwelijksgoederenregister, had hij op grond van artikel 1:105 BWA meer malen verlenging van deze termijn kunnen krijgen. Feit is dat de man geen afstand heeft gedaan, maar juist aanspraak maakt op verdeling. Nu de door de vrouw gestelde overeenstemming in rechte niet is komen vast te staan, is zij niet geslaagd in haar bewijsopdracht.
2.4
Dit heeft tot gevolg dat ook de echtelijke woning verdeeld dient te worden. Zoals reeds is overwogen in r.o. 4.3.2. van het tussenvonnis van 7 september 2016 wordt de woning toebedeeld aan de vrouw, tenzij de vrouw dit inmiddels niet langer wenselijk acht en/of zij niet in staat is om de man uit te kopen. Partijen dienen zich op dit punt nader uit te laten. Voorts is in het tussenvonnis overwogen dat een deskundige benoemd dient te worden, die de vrije markt- en de executiewaarde van de echtelijke woning dient te taxeren. De zaak wordt naar de rol verwezen voor akte uitlating benoeming deskundige. Het komt het gerecht geraden voor dat de raadslieden in onderling overleg een voorstel doen. De kosten van de taxateur dienen door beide partijen betaald te worden.
2.5
In navolging van hetgeen is overwogen in r.o. 4.3.3 van het tussenvonnis dient de vrouw een actueel overzicht te overleggen van de resterende hypothecaire geldlening, teneinde de overwaarde te kunnen berekenen. Tevens dienen beide partijen afschriften over te leggen van de door ieder van hen na 4 maart 2014 tot op heden betaalde eigenaarslasten (belastingen, verzekeringen, rente- en hypothecaire aflossingen etc).
2.6
Nu de vrouw niet is geslaagd in haar bewijsopdracht, dient de vordering van de man, strekkende tot veroordeling van de vrouw tot betaling aan hem van een redelijke gebruikersvergoeding beoordeeld te worden. Indien de vrouw de echtelijke woning heeft bewoond terwijl de man hoofdzakelijk de eigenaarslasten heeft voldaan, heeft de man in beginsel recht op een redelijke gebruikersvergoeding. Deze vordering wordt verder beoordeeld, zodra bekend is wie wat heeft betaald vanaf 4 maart 2014.
2.7
In r.o. 4.4 van het tussenvonnis is overwogen dat de inboedel tussen partijen naar redelijkheid verdeeld dient te worden. De rolverwijzing dient er tevens toe partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of ten aanzien van de inboedel nog een beslissing vereist is.
2.8
Dit geldt ook ten aanzien van de [merk] [model], bouwjaar 2010 met bijbehorende financiering. Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over de waarde van deze auto en de hoogte van de financiering. Vooralsnog gaat het gerecht ervan uit dat deze auto aan de vrouw wordt toebedeeld, tenzij uit de te nemen aktes iets anders volgt.
2.9
In lijn met r.o. 4.7, 4.8, en 4.9 van het tussenvonnis van 7 september 2016 dienen partijen stukken over te leggen met betrekking tot de resterende studieschuld, banksaldi etc op of rond de peildatum alsmede hun pensioenopbouw tijdens het huwelijk.
2.1
Uit het voorgaande volgt dat de zaak wordt verwezen naar de rol voor akte aan beiden zijden. Het komt het gerecht geraden voor dat na overlegging van bedoelde aktes en verzochte documenten een comparitie van partijen wordt gelast, teneinde op zitting met partijen te trachten tot een vergelijk te komen.
2.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 20 februari 2019 voor akte aan beide zijden voor uitlating en overleggen stukken, zoals bedoeld in r.o. 2.4, 2.5, 2.7, 2.8 en 2.9;
3.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.