In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de verdeling van de echtelijke woning en de toekenning van een gebruikersvergoeding centraal staan. De vrouw had in een tussenvonnis van 7 september 2016 de gelegenheid gekregen om bewijs te leveren van een overeenkomst met de man, waarin hij zou hebben verklaard geen aanspraak te maken op de echtelijke woning in geval van een breuk. De vrouw heeft getuigen opgeroepen, waaronder haar zus en moeder, die bevestigden dat de man dergelijke uitspraken had gedaan. Echter, het gerecht oordeelt dat de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs leveren voor de stelling van de vrouw dat er een bindende overeenkomst was bereikt.
Het gerecht concludeert dat de echtelijke woning verdeeld dient te worden, waarbij de woning in beginsel aan de vrouw wordt toebedeeld, tenzij zij dit niet langer wenselijk acht. Tevens wordt er een deskundige benoemd om de waarde van de woning te taxeren. De kosten van de taxatie komen voor rekening van beide partijen. De vrouw wordt ook opgedragen om een actueel overzicht van de hypothecaire geldlening te overleggen, evenals bewijs van de door beide partijen betaalde eigenaarslasten sinds 4 maart 2014.
De vordering van de man tot betaling van een redelijke gebruikersvergoeding wordt verder beoordeeld, afhankelijk van wie de eigenaarslasten heeft voldaan. Het gerecht houdt ook rekening met de verdeling van de inboedel en andere financiële zaken, zoals studieschulden en pensioenopbouw. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte aan beide zijden, met de mogelijkheid van een comparitie om tot een vergelijk te komen. De verdere beslissing wordt aangehouden.