In deze civiele procedure heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzetzaak. De opposanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Wix, hebben verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 11 december 2002, waarbij de erflater was veroordeeld tot betaling aan de naamloze vennootschap Kong Hing Wholesale N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff. De erflater, die op 22 november 2014 is overleden, had een handelsrelatie met Kong Hing, waarbij goederen, waaronder diepvrieskippen, op rekening werden gekocht. De opposanten betwisten de vordering van Kong Hing en stellen dat de openstaande factuur door de erflater is betaald.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de opposanten ontvankelijk zijn in hun verzet, omdat zij pas op 13 juni 2018 kennis hebben gekregen van het vonnis van 11 december 2002. Het gerecht oordeelt dat de bewijslast bij de opposanten ligt, maar dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de erflater de vordering op enig moment heeft voldaan. Het gerecht heeft Kong Hing in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen deze stelling. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 25 september 2019 voor een akte uitlating bewijslevering aan de zijde van Kong Hing, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.