ECLI:NL:OGEAA:2019:537

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201902447
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke vergunningkwestie met betrekking tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan op een verzoek van een verzoekster, die de Dominicaanse nationaliteit heeft, om een voorlopige voorziening te treffen in verband met de intrekking van haar vergunning tot tijdelijk verblijf. De verzoekster had op 18 juni 2019 een vergunning tot tijdelijk verblijf gekregen, maar deze werd later door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, afgewezen op basis van een verlopen verklaring omtrent gedrag en het feit dat zij als keukenhelper was aangetroffen. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 14 augustus 2019 ter zitting werd behandeld.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De rechter stelde vast dat de toewijzende en afwijzende beschikking op dezelfde dag waren gedagtekend en dat de Minister bevoegd was om de vergunning in te trekken. De rechter oordeelde dat het niet horen van de verzoekster voorafgaand aan de intrekking niet automatisch betekent dat de Minister zijn bevoegdheid niet kon uitoefenen. De verzoekster had niet voldoende argumenten aangedragen om aan te tonen dat de afwijzende beschikking niet stand kon houden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2019
Lar nr. AUA201902447

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[ Verzoekster ],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Op 18 juni 2019 heeft verweerder kennelijk aan verzoekster een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend met een geldigheidsduur van 21 mei 2019 tot 21 mei 2020 om als inwonende dienstbode werkzaam te zijn (hierna: de toewijzende beschikking). Op het vergunningbewijs zijn de namen [ SAFC] vermeld.
Bij beschikking van 18 juni 2019 heeft verweerder een verzoek van verzoekster om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel huishoudelijk personeel te verlenen afgewezen (hierna: de afwijzende beschikking). Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat verzoekster niet voldoet aan de daarvoor gestelde vereisten, nu haar verklaring omtrent gedrag ruim een jaar geleden is verlopen en verzoekster werkzaam is aangetroffen als keukenhelper.
Bij brief van 22 juli 2019 heeft verweerder verzoekster te kennen gegeven zoals hierna onder 3.6 is vermeld.
Hiertegen heeft verzoekster op 22 juli 2019 bezwaar gemaakt.
Op 23 juli 2019 heeft verzoekster het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 augustus 2019, waar verzoekster, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Feiten
3.1
Verzoekster heeft de Dominicaanse nationaliteit.
3.2
Op 2 maart 2014 is verzoekster als toerist Aruba ingereisd met een toegestane verblijfsduur van 30 dagen, verlengd met 56 dagen.
3.3
Bij onderscheiden bevelschriften van 7 mei 2019 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van verzoekster bevolen. De rechter-commissaris heeft op verzoek van verzoekster de inbewaringstelling bij beschikking van 11 juli 2019 opgeheven.
3.4
De toewijzende beschikking is op 18 of 19 juni 2019 aan een door verzoekster daartoe gemachtigde uitgereikt.
3.5
De afwijzende beschikking is op 20 juni 2019 aan verzoekster uitgereikt. Daarbij is haar door toezichtsmedewerkers van DIMAS te kennen gegeven dat de toewijzende beschikking op een fout berustte, welke fout bij de afwijzende beschikking is gecorrigeerd. Desverzocht heeft verzoekster het originele exemplaar van de toewijzende beschikking afgegeven.
3.6
Bij brief van 22 juli 2019 met als onderwerp “bevestiging van de intrekking van uw vergunning tot tijdelijk verblijf” heeft verweerder verzoekster het volgende geschreven:
“Op 20-06-2019 werd te kantoor van GNC persoonlijk op de hoogte gesteld door toezichtsmedewerkers van DIMAS, dat op 18-06-2019 aan uw gemachtigde abusievelijk een positieve beschikking werd uitgereikt.
Vervolgens werd u meegedeeld dat de foutieve verleende vergunning op 18-06-2018 is gecorrigeerd en dat de positieve beschikking is ingetrokken, waarbij u door de toezichtsmedewerkers in de gelegenheid werd gesteld om uw reactie hierop te geven, u heeft echter gekozen om hiervan af te zien.
Door de toezichthouders werd op ambtseed een verslag opgemaakt. U bent in het kader van het proces verzocht om de originele beschikking over te leggen als bevestiging van de intrekking van de positieve beschikking. Dit heeft u ook gedaan.
U bent op dezelfde dag in het bezit gesteld van de gecorrigeerde beschikking, zijnde een afwijzende beschikking, u heeft voor ontvangst hiervan getekend.”
Standpunten van partijen
3.1
Het verzoek strekt tot schorsing van de intrekking van de toewijzende beschikking. Daartoe betoogt verzoekster dat deze beslissing onzorgvuldig is voorbereid, nu verweerder verzoekster daaraan voorafgaand niet heeft gehoord.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toewijzende beschikking abusievelijk is uitgereikt. Deze beschikking berustte op kennelijke fouten. Zo is daarin de naam van verzoekster onjuist weergegeven. Voorts komt verzoekster niet voor verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel huishoudelijk personeel in aanmerking, omdat zij niet voldoet aan de daarvoor geldende vereisten. In dat verband stelt verweerder zich op het standpunt dat de door verzoekster overgelegde verklaring omtrent het gedrag ruim een jaar geleden is verlopen, verzoekster op 7 mei 2019 werkzaam is aangetroffen als keukenhelper en het verzoek een eerste verzoek betreft, zodat verzoekster de beslissing daarop in het buitenland diende af te wachten.
Beoordeling
4.1
De toewijzende en de afwijzende beschikking zijn op dezelfde dag gedagtekend. De voorzieningenrechter laat in het midden of de toewijzende beschikking bij de brief van 22 juli 2019 of bij de afwijzende beschikking is ingetrokken, dan wel of met de afwijzende beschikking de toewijzende beschikking is gewijzigd, of dat de overhandiging van de positieve beschikking op een klaarblijkelijke vergissing berustte die door verweerder terstond ongedaan is gemaakt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder daar in al deze gevallen de bevoegdheid toe heeft. Deze bevoegdheid wordt evenwel begrensd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De enkele omstandigheid dat verweerder verzoekster niet heeft gehoord, alvorens toepassing te geven aan deze bevoegdheid, brengt niet met zich dat uiteindelijk zal worden geoordeeld dat verweerder geen toepassing heeft kunnen geven aan de desbetreffende bevoegdheid. Ook indien zou worden aangenomen dat verweerder dat ten onrechte niet heeft gedaan, kan dat verzuim in de bezwaarprocedure, waarin verzoekster ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Lar wordt gehoord, worden hersteld. Verzoekster heeft voor het overige niet betoogd dat en waarom de afwijzende beschikking geen stand kan houden.
4.2
Gezien het voorgaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.