In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de erflater. De eisers, [eiseres 1] en [eiseres 2], hebben gezamenlijk een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 14 november 2018, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 1 februari 2019. Tijdens deze comparitie zijn de partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. De gedaagden hebben hun verweer gevoerd, maar [gedaagde 2] is niet verschenen.
In het vonnis van 28 augustus 2019 heeft het Gerecht de verdeling van de nalatenschap vastgesteld. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling aan de eisers en [gedaagde 2] bedragen verschuldigd is, die zijn berekend op basis van de ontvangen belastingrestituties en de verdeling van bankrekeningen. Het Gerecht heeft de bedragen en de verdeelsleutel vastgesteld, waarbij [gedaagde 1] aan ieder van de eisers Afl. 104.338,39 moet betalen, vermeerderd met rente, en aan [gedaagde 2] Afl. 60.757,12, eveneens vermeerderd met rente.
Het Gerecht heeft verder bepaald dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.