ECLI:NL:OGEAA:2019:538

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
1299 van 2017/AUA201701210
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschap en overbedeling tussen erfgenamen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de erflater. De eisers, [eiseres 1] en [eiseres 2], hebben gezamenlijk een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 14 november 2018, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 1 februari 2019. Tijdens deze comparitie zijn de partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. De gedaagden hebben hun verweer gevoerd, maar [gedaagde 2] is niet verschenen.

In het vonnis van 28 augustus 2019 heeft het Gerecht de verdeling van de nalatenschap vastgesteld. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling aan de eisers en [gedaagde 2] bedragen verschuldigd is, die zijn berekend op basis van de ontvangen belastingrestituties en de verdeling van bankrekeningen. Het Gerecht heeft de bedragen en de verdeelsleutel vastgesteld, waarbij [gedaagde 1] aan ieder van de eisers Afl. 104.338,39 moet betalen, vermeerderd met rente, en aan [gedaagde 2] Afl. 60.757,12, eveneens vermeerderd met rente.

Het Gerecht heeft verder bepaald dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.

Uitspraak

Vonnis van 28 augustus 2019
Behorend bij A.R. no. 1299 van 2017/AUA201701210
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:

1.[Eiseres 1],

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [eiseres 1],
en:

2.[Eiseres 2],

wonende in Nederland,
hierna ook te noemen: [eiseres 2],
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [eisers],
gemachtigde voor beiden: de advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan,
tegen:

1.[Gedaagde 1],

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde 1],
gemachtigde: de advocaat mr. D.C. Lopez Paz,
en:

2.[Gedaagde 2],

wonende in Nederland,
hierna ook te noemen: [gedaagde 2],
procederend in persoon,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden].

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop tot 14 november 2018 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum (hierna: het tussenvonnis). De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 1 februari 2019. [eiseres 1] is toen verschenen bij haar gemachtigde en [eiseres 2] is verschenen samen met haar gemachtigde. [gedaagde 1] is verschenen bij haar gemachtigde. [gedaagde 2] is niet verschenen. De verschenen partijen hebben over en weer het woord gevoerd, [gedaagde 1] mede aan de hand van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de akte na comparitie van [gedaagde 1], met producties;
-de antwoordakte na comparitie van [eisers], met één productie;
-de verklaring van [gedaagde 1] ter rolzitting van 8 mei 2019 dat zij geen gebruik zal maken van de aan haar geboden gelegenheid tot het nemen van een akte uitlating productie.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Met uitzondering van rechtsoverweging 4.1 sub e. volhardt het Gerecht bij zijn overige in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen, en stelt de door [eisers] bij haar akte opgeworpen ‘grieven’ terzijde. Dit temeer omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarop niet meer hebben kunnen reageren. Voormelde rechtsoverweging 4.1 sub e. berust op een evidente misslag, in die zin dat uit die overweging thans volgt dat [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling alles wat zij ontvangt aan op de periode tot aan het overlijden van de erflater ziende belastingrestituties dient uit te keren aan [eisers] en [gedaagde 2], terwijl [gedaagde 1] op grond van haar huwelijk met de erflater gerechtigd is tot de helft daarvan. Bedoelde overweging zal daarom ambtshave worden hersteld in die zin dat waar aldaar staat geschreven
“terwijl [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling telkens 3/8 deel van die restituties verschuldigd is aan ieder van [eisers] en ¼ deel aan [gedaagde 2]” verbeterd moet worden gelezen: ‘terwijl [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling telkens van de helft van die restituties 3/8 deel verschuldigd is aan ieder van [eisers] en ¼ deel aan [gedaagde 2]’.
2.2
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.11 van het tussenvonnis wordt ter zake van de aldaar vermelde (mogelijke) bankrekeningen het volgende verder overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat [gedaagde 1] ter zitting heeft verklaard dat zij akkoord gaat met het verzoek van [eisers] tot verrekening van gegroeide rente op die rekeningen vanaf 9 mei 2015 onder de fictie dat het saldo van die rekeningen per die datum ongewijzigd is gebleven, terwijl [gedaagde 2] geen bezwaar heeft gemaakt tegen dat verzoek.
2.3.1
Uit de door [gedaagde 1] overgelegde en door [eisers] geaccepteerde verklaring van de CMB blijkt dat er bij die bank op 9 mei 2015 geen rekening werden gehouden ten name van de erflater voor zich, en evenmin ten name van [gedaagde 1] voor zich en ten name van de erflater met [gedaagde 1] gezamenlijk.
2.3.2
Uit de door [gedaagde 1] overgelegde en door [eisers] geaccepteerde verklaring van de Banco di Caribe in samenhang met de door [eisers] geaccepteerde bij partijen genoegzaam bekende brief van die bank van 15 januari 2019 blijkt dat er bij die bank op 9 mei 2015 alleen een spaarrekening op naam van [gedaagde 1] werd gehouden, met als saldo Afl. 304.939,70. Verder blijkt uit die stukken dat vanaf 9 mei 2015 tot 5 maart 2019 over de helft van dat saldo Afl. 8.259,32 zou zijn bijgeschreven als dat bedrag op 5 maart 2019 nog op die rekening zou staan. Dit één en ander brengt wat de hier besproken spaarrekening mee dat het bedrag (304.939,70 : 2 =) Afl. 152.469,85 en het bedrag Afl. 8.259,32 te vermeerderen met vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85 moet worden verdeeld tussen partijen conform de tussen partijen vaststaande verdeelsleutel, te weten [eisers] ieder 3/8 deel en [gedaagde 2] ¼ deel. Aldus wordt de hier besproken bankrekening toebedeeld aan [gedaagde 1], terwijl [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling (3/8 x (1/2 x 304.939,70 =) Afl. 57.176,19 aan ieder van [eisers] verschuldigd is, in beide gevallen te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85. Verder is [gedaagde 1] te dezen uit hoofde van overbedeling (1/4 x (1/2 x 304.939,70 =) Afl. 38.117,46 verschuldigd aan [gedaagde 2], te vermeerderen met 1/4 deel van de vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85.
2.3.3
Uit de door [gedaagde 1] overgelegde en door [eisers] geaccepteerde verklaring van de Aruba Bank in samenhang met de door [eisers] bij hun antwoordakte als productie 1 overgelegde renteberekening blijkt dat er bij die bank op 9 mei 2015 een niet rentedragende lopende rekening werd gehouden op naam van [gedaagde 1] en de erflater gezamenlijk (hierna: rekening 1) met als saldo op die datum Afl. 6.735,84 en ook een spaarrekening werd gehouden op naam van [gedaagde 1] (hierna: rekening 2) met als saldo op die datum Afl. 123.033,09, op welke rekening gerekend vanaf 9 mei 2015 tot 8 april 2019 over de helft van dat saldo (5.640,49 : 2 =) Afl. 2.820,25 aan rente zou zijn bijgeschreven als dat bedrag op 8 april 2019 nog op die rekening zou staan. Bij dit alles wordt nog overwogen dat [gedaagde 1] in de gelegenheid is gesteld om nog te reageren op voormelde door [eisers] overgelegde productie door het nemen van een akte houdende uitlatingen producties, maar dat [gedaagde 1] heeft afgezien van het nemen van die akte en aldus de juistheid van de in die productie neergelegde renteberekening niet heeft bestreden. Dit één en ander brengt wat de hier besproken rekeningen mee dat het bedrag (6.735,84 : 2 =) Afl. 3.367,92 en het bedrag (123.033,09 : 2 =) Afl. 61.516,55 alsmede het bedrag Afl. 2.820,25 te vermeerderen met de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55 moet worden verdeeld tussen partijen conform voormelde verdeelsleutel. Rekening 1 zal worden toebedeeld aan [gedaagde 1], terwijl [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling (3/8 x (1/2 x 6.735,84 =) Afl. 1.262,97 aan ieder van [eisers] verschuldigd is en (1/4 x (1/2 x 6.735,84 =) Afl. 841,98 aan [gedaagde 2]. Rekening 2 zal eveneens worden toebedeeld aan [gedaagde 1], terwijl [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling (3/8 x (1/2 x 123.033,09 =) Afl. 23.068,70 aan ieder van [eisers] verschuldigd is, in beide gevallen te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55. Verder is [gedaagde 1] te dezen uit hoofde van overbedeling (1/4 x (1/2 x 123.033,09 =) Afl. 15.379,14 verschuldigd aan [gedaagde 2] te vermeerderen met 1/4 deel van de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55.
2.3.4
Niet in geschil is tussen partijen dat dat er bij de RBC-bank op 9 mei 2015 een niet rentedragende lopende rekening werd gehouden op naam van de erflater met als saldo per die datum Afl. 2.062,65. In het licht daarvan heeft [gedaagde 1] niet of onvoldoende bestreden gesteld dat er sindsdien telkens kosten voor het houden van die rekening zijn afgeschreven, en dat het saldo daarvan daarom op 1 februari 2019 Afl. 1.348,35 bedroeg. Ter zitting is tussen partijen afgesproken dat [gedaagde 1] zo spoedig als mogelijk na de zitting de hier besproken rekening zal sluiten of opheffen, om verdere - naar het oordeel van het Gerecht voor rekening van partijen gezamenlijk komende - kosten te voorkomen. De hier besproken (wellicht reeds opgeheven of gesloten) bankrekening zal worden toebedeeld aan [gedaagde 1], terwijl [gedaagde 1] uit hoofde van overbedeling (3/8 x (1/2 x 1.348,35 =) Afl. 252,82 aan ieder van [eisers] verschuldigd is. Verder is [gedaagde 1] te dezen uit hoofde van overbedeling (1/4 x (1/2 x 1.348,35 =) Afl. 168,54 verschuldigd aan [gedaagde 2].
2.4
Ter zitting heeft [gedaagde 1] verklaard dat zij afziet van bewijslevering in de in het tussenvonnis onder 4.2.1 vermelde zin. Vast komt daarom te staan dat het bij partijen genoegzaam bekende bedframe deel uitmaakt van de nalatenschap, zij het dat [gedaagde 1] voor de helft gerechtigd is tot dat frame uit hoofde van haar huwelijk met de erflater. Onder verwijzing naar het tussenvonnis onder 4.2.2 zal bedoeld bedframe worden toebedeeld aan [eisers] gezamenlijk, zonder dat zij gehouden zijn tot enige vergoeding uit hoofde van overbedeling aan [gedaagde 1].
2.5
Het door [eisers] in hun antwoordakte onder randnummer 7. gestelde blijft - wat er ook zij van de inhoud daarvan - buiten beschouwing omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daar niet meer op hebben kunnen reageren.
2.6.1
Resumerend geldt het volgende.
2.6.2 [
gedaagde 1] is aan ieder van [eisers] verschuldigd: (9.375,-- + 8.801,81 + 4.400,90 + 57.176,19 + 1.262,97 + 23.068,70 + 252,82 =) Afl. 104.338,39 te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85 alsmede te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55. Voorts is [gedaagde 1] aan ieder van [eisers] verschuldigd 3/8 deel van de helft van de nog uit te keren belastingrestituties met dagtekening na de datum van overlijden van de erflater die zien op belastingaanslagen en -betalingen over de periode tot aan de datum van overlijden van de erflater. [gedaagde 1] zal worden veroordeeld tot betaling aan [eisers] van het hier vermelde.
2.6.3 [
gedaagde 1] is aan [gedaagde 2] verschuldigd: (6.250,-- + 38.117,46 + 841,98 + 15.379,14 + 168,54 =) Afl. 60.757,12 te vermeerderen met 1/4 deel van de vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85 alsmede te vermeerderen met 1/4 deel van de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55. Voorts is [gedaagde 1] aan [gedaagde 2] verschuldigd 1/4 deel van de helft van de nog uit te keren belastingrestituties met dagtekening na de datum van overlijden van de erflater die zien op belastingaanslagen en -betalingen over de periode tot aan de datum van overlijden van de erflater. [gedaagde 1] zal worden veroordeeld tot betaling aan [gedaagde 2] van het hier vermelde.
2.7
In de aard van deze procedure en in de omstandigheid dat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
deelt toe aan [eiseres 1] en [eiseres 2] gezamenlijk het in dit vonnis onder 2.4 vermelde bedframe;
3.2
deelt toe aan [eiseres 1], [eiseres 2] en [gedaagde 2] gezamenlijk de in het tussenvonnis onder 4.1. sub d. vermelde goederen met uitzondering van de aldaar vermelde kleine klerenkast;
3.3
deelt toe aan [gedaagde 1]: (1) het onder 4.1 sub a van het tussenvonnis vermelde dameshorloge, (2) de in het tussenvonnis onder 4.1 sub c. vermelde goederen, met uitzonder van het bij partijen genoegzaam bekende bedframe, (3) alle nog uit te keren belastingrestituties met dagtekening na de datum van overlijden van de erflater die zien op belastingaanslagen en -betalingen over de periode tot aan de datum van overlijden van de erflater, (4) het van de nalatenschap deeluitmakende aandeel in de in het tussenvonnis onder 4.4 vermelde woning gelegen te Kaapstad in Zuid-Afrika (5) de in dit vonnis onder 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.4 vermelde bankrekeningen;
3.4
veroordeelt [gedaagde 1] om ten titel van overbedeling en ten titel van gebruiksvergoeding aan [eiseres 1] te betalen:
-Afl. 104.338,39 te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85 alsmede te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55;
-3/8 deel van de helft van de nog uit te keren belastingrestituties met dagtekening na de datum van overlijden van de erflater die zien op belastingaanslagen en -betalingen over de periode tot aan de datum van overlijden van de erflater;
3.5
veroordeelt [gedaagde 1] om ten titel van overbedeling en ten titel van gebruiksvergoeding aan [eiseres 2] te betalen:
-Afl. 104.338,39 te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85 alsmede te vermeerderen met 3/8 deel van de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55;
-3/8 deel van de helft van de nog uit te keren belastingrestituties met dagtekening na de datum van overlijden van de erflater die zien op belastingaanslagen en -betalingen over de periode tot aan de datum van overlijden van de erflater;
3.6
veroordeelt [gedaagde 1] om ten titel van overbedeling aan [gedaagde 2] te betalen:
-Afl. 60.757,12 te vermeerderen met 1/4 deel van de vanaf 5 maart 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 152.469,85 alsmede te vermeerderen met 1/4 deel van de vanaf 8 april 2019 tot heden gegroeide rente ad 1,15% jaarlijks over Afl. 61.516,55;
-1/4 deel van de helft van de nog uit te keren belastingrestituties met dagtekening na de datum van overlijden van de erflater die zien op belastingaanslagen en -betalingen over de periode tot aan de datum van overlijden van de erflater;
3.7
verstaat dat de in het tussenvonnis onder 4.1 sub b. vermelde zaken door partijen worden geschonken aan de enige kleinzoon van de erflater [erflater], af te geven aan die kleinzoon door [eiseres 1];
3.8
bepaalt dat mogelijke voor de uitvoering van de verdeling noodzakelijke werkzaamheden moeten plaatsvinden ten overstaan van notaris [notaris] danwel zijn plaatsvervanger, tenzij partijen binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis anders overeenkomen;
3.9
benoemt als onzijdig persoon mw. [onzijdig persoon] die degene of degenen van partijen zal vertegenwoordigen die weigerachtig of onwillig is of zijn om de voor de uitvoering van de verdeling noodzakelijke (rechts)handelingen te verrichten;
3.1
bepaalt dat de notaris zijn kosten en die van de onzijdige persoon ten laste kan brengen van de gemeenschap;
3.11
compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
3.12
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.13
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.