Uitspraak
1.de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde 1],
2.[gedaagde 2]
[…],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [VBA] een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder een andere vennootschap en een natuurlijk persoon, met betrekking tot een geschil over een overeenkomst die in juli 2017 zou zijn gesloten. [VBA] vorderde onder andere de verklaring dat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden en een schadevergoeding van Afl. 32.657,75, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden voerden verweer en stelden dat [VBA] niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vordering, en vroegen om opheffing van de door [VBA] gelegde beslagen.
Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde partij in een dergelijke procedure geen vordering kan instellen tot opheffing van beslagen, en dat de wetgever in artikel 182 Rv de mogelijkheid tot het instellen van een reconventionele vordering heeft voorzien. [VBA] had geen bewijs aangeboden ter onderbouwing van haar vordering, wat leidde tot de afwijzing van haar verzoek. Het Gerecht verklaarde [VBA] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 2.500,--.
In reconventie oordeelde het Gerecht dat de reconventionele vorderingen van de gedaagden niet konden worden ingesteld, omdat de voorwaarde voor het instellen daarvan niet was vervuld. Het Gerecht veroordeelde [gedaagde VBA] in de kosten van de reconventionele procedure, eveneens begroot op Afl. 2.500,--. Het vonnis werd uitgesproken op 28 augustus 2019 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.