ECLI:NL:OGEAA:2019:544

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201803079
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over onrechtmatige daad en nalatenschap met betrekking tot verzwegen vermogen

In deze civiele procedure, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. A. de Bie, dat het gerecht zou verklaren dat een door gedaagde, mr. A.A. Ruiz, opgesteld overzicht van de nalatenschap van mevrouw onrechtmatig was. Eiser stelde dat het overzicht onbetrouwbare informatie bevatte en niet mocht dienen als boedelbeschrijving voor de verdeling van de nalatenschap. De zaak is complex en staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van meerdere procedures omtrent de verdeling van de nalatenschap van mevrouw, die na het overlijden van haar echtgenoot, [naam man], in gemeenschap van goederen was gehuwd. Eiser had eerder zijn legitieme aanspraak ingeroepen en stelde dat een aanzienlijk deel van het vermogen van zijn ouders was verzwegen.

De rechter oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld. Het overzicht was in overleg met eiser opgesteld en er was geen bewijs dat gedaagde op enigerlei wijze betrokken was bij de vaststelling en verdeling van de nalatenschap. De rechter concludeerde dat de vorderingen van eiser moesten worden afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat de onjuistheden in het overzicht als een onrechtmatige daad moesten worden aangemerkt. Eiser werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van gedaagde werden begroot op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

Vonnis van 28 augustus 2019
Behorend bij AUA201803079
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. A. de Bie,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. A.A. Ruiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 20 februari 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum, waarin een comparitie van partijen is gelast. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de op 26 maart 2019 gehouden comparitie van partijen;
  • de brief d.d. 29 maart 2019 van de gemachtigde van [Eiser].
1.2
Vervolgens is de zaak verwezen naar de rol van heden voor vonnis.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiser] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor recht verklaart dat:
- het door [gedaagde] opgestelde overzicht, door [Eiser] overgelegd als productie 3, als onbetrouwbare informatie onrechtmatig is gegeven en
- dat dit overzicht niet mag dienen als zijnde een boedelbeschrijving ter vaststelling en verdeling van de nalatenschap van mevrouw [mevrouw];
- kosten rechtens.
2.2 [
gedaagde] voert hiertegen verweer. Op de grondslagen van de vordering en op het gevoerde verweer zal hierna, voor zover voor de beoordeling van de vordering van belang, worden ingegaan.

3.DE BEOORDELING

3.1
Deze procedure staat niet op zichzelf. Het is één van meerdere procedures die bij dit gerecht (en in hoger beroep bij het hof en in cassatie bij de Hoge Raad) aanhangig zijn dan wel zijn geweest omtrent de verdeling van de nalatenschap van [mevrouw]. Onderhavig geschil kan alleen in het licht van die procedures worden begrepen. Kort gezegd gaat het in die procedures om het volgende.
3.2.1 [
mevrouw] (hierna: [mevrouw]) was in gemeenschap van goederen gehuwd met [naam man] (hierna: [naam man]). Het echtpaar had een aantal kinderen, waaronder [Eiser]. [naam man] is in 1984 overleden met achterlating van een aanzienlijke vermogen en een testament waarin het gehele vermogen was nagelaten aan [mevrouw]. Zoals blijkt uit de uitspraak van het hof van 18 juni 2019 (ECLI:NL:OGHACMB:2019:120) was het de bedoeling van [naam man] dat dit vermogen in stand zou blijven en pas na het overlijden van [mevrouw] zou worden verdeeld onder de kinderen. [Eiser] heeft op enig moment zijn legitieme ingeroepen.
3.2.2
Na het overlijden van [naam man] bleek dat een aanzienlijk deel van het vermogen van [naam man] ‘verzwegen’ was, zoals partijen dat noemen in deze procedure. Tijdens de comparitie van partijen in deze procedure (waar [Eiser] zelf niet is verschenen) heeft de gemachtigde van [Eiser] desgevraagd verklaard dat met ‘verzwegen’ waarschijnlijk wordt bedoeld ‘verzwegen voor de fiscus’.
3.2.3
Op 12 april 2005 heeft [mevrouw] aan [Eiser] een notariële volmacht verleend (cva, pod. 4), welke mede als strekking had om dit ‘verzwegen vermogen’ zoveel mogelijk te achterhalen. [Eiser] heeft hierbij de hulp ingeroepen van [gedaagde]. Naspeuringen hebben ertoe geleid dat er nog voor tientallen miljoenen guldens aan vermogen is achterhaald. In november 2011 is [mevrouw] overleden. Zij heeft haar kinderen tot erfgenaam benoemd. Na het overlijden van [mevrouw] heeft [Eiser] zich jegens de deelgenoten in haar nalatenschap op het standpunt gesteld dat [mevrouw] na het overlijden van [naam man] een (aanzienlijk) deel van het vermogen voor hem heeft verzwegen en dat om die reden de betreffende vermogensbestanddelen op grond van de artikelen 4:1090 BW en 3:194 BW aan hem zijn toegevallen. Dit ‘verzwegen vermogen’ maakte daardoor ten tijde van haar overlijden geen deel meer uit van het vermogen van [mevrouw] en is om die reden, aldus [Eiser], ook geen deel van haar nalatenschap. Ten onrechte, aldus [Eiser], maken de deelgenoten in die nalatenschap er aanspraak op dat ook het ‘verzwegen vermogen’ in de verdeling wordt betrokken.
3.2.4
Vanwege de problemen die aldus bij de verdeling van de nalatenschap zijn ontstaan, is bij vonnis van 20 september 2017 van dit gerecht [Eiser] als executeur-testamentair ontslagen en is [executeur] (advocaat te Aruba) tot executeur benoemd (hierna: de executeur). De executeur is in verband met zijn taak bezig een overzicht op te stellen van de omvang van de nalatenschap.
3.2.5
Door [gedaagde] is, in het kader van de door [Eiser] aan [gedaagde] verstrekte opdracht om hem bij te staan in het terugvinden van het ‘verzwegen vermogen’, een opstelling gemaakt waarin is weergeven welke vermogensbestanddelen behoorden tot de nalatenschap en welke vermogensbestanddelen deel uitmaakten van het ‘verzwegen vermogen’ (hierna: het overzicht). Op grond van een door [Eiser] op 12 juli 2017 aan de executeur verstrekte volmacht (verzoekschrift, prod. 4) heeft [gedaagde] dit overzicht verstrekt aan de executeur.
3.3
De door [Eiser] gevorderde verklaring voor recht heeft betrekking op het overzicht. De gevorderde verklaring voor recht valt uiteen in twee onderdelen, die het gerecht hierna afzonderlijk zal bespreken.
De vordering dat het overzicht niet mag worden gebruikt als boedelbeschrijving ter vaststelling en verdeling van de nalatenschap
3.4
Uit hetgeen [Eiser] heeft gesteld en uit hetgeen overigens is gebleken in deze procedure, volgt niet dat [gedaagde] op enigerlei wijze is betrokken dan wel betrokken zal worden bij het voor alle deelgenoten bindend vaststellen en het verdelen van de nalatenschap van [mevrouw]. Om die reden dient de gevorderde verklaring voor recht te worden afgewezen voor zover zij ziet op het gebruiken van het overzicht bij de vaststelling en de verdeling van de nalatenschap.
De vordering dat het overzicht onrechtmatig is gegeven
3.5 [
gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat hij het overzicht heeft opgesteld in het kader van de door [Eiser] aan hem verstrekte opdracht om [Eiser] bij te staan in het achterhalen van het ‘verzwegen vermogen’. Door [Eiser] is, blijkens de formulering van het petitum, echter geen vordering ingesteld uit hoofde van wanprestatie bij het vervullen van de opdracht, maar op grond van onrechtmatige daad. Het gerecht zal de vordering dan ook uitsluitend op die grondslag beoordelen.
3.6 [
Eiser] heeft zijn stelling dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld bij het opstellen van het overzicht concreet onderbouwd door te stellen dat:
  • [gedaagde] ten onrechte geen accountantscontrole heeft toegepast bij de opstelling van de lijst (verzoekschrift, 3);
  • [gedaagde] in het overzicht aandelen in [X] heeft opgenomen met een negatieve waarde van 5 miljoen gulden, terwijl er geen bewijzen zijn geleverd dat [mevrouw] op het moment van overlijden aandelen in [X] had en dat die thans een negatieve waarde van 5 miljoen gulden hebben (verzoekschrift, 4);
  • er geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat [mevrouw] ten tijde van haar overlijden de eigendom had van de aandelen in [X] Real Estate I en II, zoals opgenomen in het overzicht (verzoekschrift, 5);
  • in het overzicht ten onrechte is opgenomen dat [mevrouw], in plaats van [Eiser], de eigendom had van de aandelen in West Indies Corporation (verzoekschrift, 6);
  • in het overzicht ten onrechte is opgenomen dat [mevrouw] de eigendom had van de aandelen in Shanlin Ventures Inc (en haar dochterondernemingen) (verzoekschrift, 7).
3.7.
In aanvulling op hetgeen hiervoor onder nummer 3.6 is weergegeven, heeft [Eiser] ook gesteld dat [gedaagde] zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door het onjuiste overzicht, en daarmee ook informatie over persoonlijke bezittingen van [Eiser], aan de executeur te verschaffen. De stellingen dienaangaande (die door [gedaagde] overigens gemotiveerd zijn betwist) behoeven geen bespreking, aangezien [Eiser] met betrekking tot deze stellingen geen vordering heeft ingesteld.
3.8
Omtrent de stellingen van [Eiser], zoals weergegeven onder nummer 3.6 oordeelt het gerecht als volgt. In het overzicht zijn de aandelen in [X] Real Estate I en II en in West Indies Corporation en in Shanlin Ventures door [gedaagde] opgenomen onder het kopje ‘verzwegen bestanddelen’. Het gerecht begrijpt de stelling van [Eiser] dat deze aandelen onjuist in het overzicht zijn vermeld aldus, dat volgens [Eiser] deze aandelen in werkelijkheid tot zijn privévermogen behoren en nimmer hebben behoord tot het vermogen van zijn ouders. Bij een andere uitleg zouden de stellingen van [Eiser] onbegrijpelijk zijn. Immers, indien [Eiser] van oordeel zou zijn dat hij de eigendom van deze vermogensbestanddelen heeft verworven omdat zij tot het ‘verzwegen vermogen’ behoorden, dan zou het overzicht op dit punt niet onjuist zijn.
3.9
Voor de beoordeling van dit onderdeel van de gevorderde verklaring voor recht is het volgende van belang.
3.9.1
Door [gedaagde] is onbetwist gesteld dat hij het overzicht medio 2012 in overleg met [Eiser] heeft opgesteld en dat [Eiser] nimmer heeft laten weten dat het overzicht zijns inziens onjuist was. Het gerecht neemt dit dan ook als vaststaand aan. Dat betekent dat [Eiser] dus ook ten aanzien van de hiervoor onder nummer 3.6 genoemde onderdelen van het overzicht, zich niet jegens [gedaagde] op het standpunt heeft gesteld dat in het overzicht geen juiste weergave van de nalatenschap werd gegeven.
3.9.2
Voorts is niet gebleken dat de lijst in de verhouding tot de deelgenoten beslissend is, in die zin dat de deelgenoten van [Eiser] in het kader van de vaststelling en de verdeling van de nalatenschap aan het overzicht rechten kunnen ontlenen jegens [Eiser]. Indien de aandelen in [X] daadwerkelijk een andere waarde hebben en indien de aandelen in [X] Real Estate I en II alsmede in West Indies Corporation en in Shanlin Ventures daadwerkelijk tot het privévermogen van [Eiser] behoren (en ten tijde van het overlijden van zijn ouders niet tot hun vermogen behoorden), dan zal hij dat in de verdeling alsnog kunnen stellen en kan hij (indien die stellingen juist zijn) bewerkstelligen dat de verdeling op grond van de (volgens hem) juiste informatie tot stand komt.
3.1
Gezien de informele status en de aanvankelijke instemming van [Eiser] met het overzicht, brengt de enkele omstandigheid dat het overzicht onjuistheden bevat (hetgeen overigens door [gedaagde] gemotiveerd is betwist) op zichzelf nog niet mee dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Van [gedaagde] kon om die reden niet worden verlangd dat hij een zodanige mate van onderzoek zou doen naar de eigendom van de vermogensbestanddelen dat iedere fout zou zijn uitgesloten. In het bijzonder kan om die reden niet worden geoordeeld dat het achterwege laten van een accountantsonderzoek zodanig onzorgvuldig is dat moet worden geoordeeld dat [gedaagde] daarmee onrechtmatig heeft gehandeld.
Voor het overige zijn door [Eiser] geen feiten gesteld waaruit volgt (indien die feiten zouden komen vast te staan) dat de door [Eiser] gestelde onjuistheden in het overzicht moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad van [gedaagde].
3.11
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [Eiser] zullen worden afgewezen. [Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op Afl. 2.500,00 aan salaris van gemachtigde.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [Eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde] worden begroot op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.