ECLI:NL:OGEAA:2019:549

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201902485
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van uitzetting van een Venezolaanse nationaliteit op basis van artikel 54 Lar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van een uitzettingsbevel. De verzoeker, van Venezolaanse nationaliteit, was op 25 januari 2016 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van 30 dagen. Hij is op 4 juli 2019 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie uitgezet, omdat hij sinds 25 februari 2016 niet in het bezit was van een geldige verblijfstitel en niet stond ingeschreven in de registers. De verzoeker heeft op 25 juli 2019 bezwaar gemaakt tegen de uitzetting en een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).

Tijdens de zitting op 14 augustus 2019 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E. Duijneveld, zijn standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia en J.M. Harewood, heeft het bevel tot uitzetting verdedigd. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij in afwachting is van een beslissing op zijn asielaanvraag en dat de situatie in Venezuela zijn uitzetting in de weg staat.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoeker sinds 25 februari 2016 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, waardoor de Minister bevoegd is om tot uitzetting over te gaan. Het indienen van een asielverzoek leidt niet tot verval van het uitzettingsbevel, maar betekent slechts een tijdelijke uitzettingsbelemmering. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor schorsing van het bevel en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is niet vatbaar voor rechtsmiddel.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2019
Lar nr. AUA201902485

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[ Verzoeker ],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia (DWJZ) en J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 4 juli 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 25 juli 2019 bezwaar gemaakt.
Op 25 juli 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 14 augustus 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigden.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 25 januari 2016 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van 30 dagen.
2.2
Verzoeker is tijdens een controle door medewerkers van KPA post Oranjestad aangehouden.
2.3
Bij beschikking van 4 juli 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
2.4
Op 22 juli 2019 heeft verzoeker een asielaanvraag ingediend.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker:
- sinds 25 februari 2016 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel;
- niet staat ingeschreven in de registers.
Bovendien behoeft zijn illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
3.2
Het verzoek strekt tot schorsing van de beschikking van 4 juli 2019. Aan dat verzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat hij in afwachting is van een beschikking op zijn asielaanvraag. Deze omstandigheid, alsmede de situatie in Venezuela, staat aan zijn uitzetting in de weg, aldus verzoeker.
Beoordeling
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
5. Vast staat dat verzoeker sinds 25 februari 2016 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu bevoegd is verzoeker uit te zetten.
6. Het bevel tot uitzetting dat is uitgevaardigd komt door het indienen van een asielverzoek niet te vervallen. Het verbod op refoulement vereist dat de uitzetting niet wordt geëffectueerd voordat op het asielverzoek is beslist, maar dit houdt slechts een tijdelijke uitzettingsbelemmering in. Het bevel tot uitzetting kan worden uitgevoerd indien en zodra het asielverzoek is afgewezen.
7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat geen grond bestaat voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.