ECLI:NL:OGEAA:2019:553
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak heeft de verzoekster, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op de afwijzing van haar aanvraag voor verlenging van een vergunning tot tijdelijk verblijf, die op 10 juli 2019 door de verweerder was afgewezen. De verzoekster, die de Colombiaanse nationaliteit heeft, had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf die geldig was van 14 augustus 2017 tot 22 mei 2018. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat haar echtgenoot geen legale status had, ondanks dat aan hem op dezelfde dag een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd was verleend.
Tijdens de zitting op 14 augustus 2019 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel de verzoekster als de verweerder aanwezig waren. De verweerder gaf aan dat de afwijzing van 10 juli 2019 ten onrechte was gedaan, omdat de beschikking van diezelfde dag, waarbij aan de echtgenoot van verzoekster een verblijfsvergunning was verleend, niet was betrokken. De verweerder beloofde dat er binnen twee weken een nieuwe beschikking op het bezwaar van verzoekster zou volgen, waarbij de eerdere afwijzing zou worden herzien.
De rechter oordeelde echter dat de belangen van verzoekster niet zodanig spoedeisend waren dat de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden afgewacht. Daarom werd het verzoek afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 28 augustus 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.