In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige. De verzoeker, een man die in Aruba woont, heeft verzocht om toestemming om de minderjarige te erkennen, omdat hij meent de biologische vader te zijn. De moeder van de minderjarige is niet verschenen tijdens de zitting, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De minderjarige is geboren in 2008 en de Voogdijraad trad op als bijzondere curator in deze zaak.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 5 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 21 januari 2019. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2019 was de man aanwezig, evenals de ambtenaar van de burgerlijke stand en de bijzondere curator. De moeder was afwezig. De bijzondere curator heeft op 15 april 2019 een akte ingediend waarin zij haar standpunt over het verzoek van de man uiteenzet.
De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige, zoals blijkt uit een DNA-onderzoek dat op 3 maart 2019 is uitgevoerd. Aangezien de man niet de verwekker is, kan zijn verzoek tot vervangende toestemming niet worden ingewilligd. Het gerecht heeft daarom het verzoek afgewezen.