ECLI:NL:OGEAA:2019:555

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201803140
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning afgewezen; man niet de verwekker

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige. De verzoeker, een man die in Aruba woont, heeft verzocht om toestemming om de minderjarige te erkennen, omdat hij meent de biologische vader te zijn. De moeder van de minderjarige is niet verschenen tijdens de zitting, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De minderjarige is geboren in 2008 en de Voogdijraad trad op als bijzondere curator in deze zaak.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 5 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 21 januari 2019. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2019 was de man aanwezig, evenals de ambtenaar van de burgerlijke stand en de bijzondere curator. De moeder was afwezig. De bijzondere curator heeft op 15 april 2019 een akte ingediend waarin zij haar standpunt over het verzoek van de man uiteenzet.

De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige, zoals blijkt uit een DNA-onderzoek dat op 3 maart 2019 is uitgevoerd. Aangezien de man niet de verwekker is, kan zijn verzoek tot vervangende toestemming niet worden ingewilligd. Het gerecht heeft daarom het verzoek afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 20 augustus 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803140
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
procederende in persoon,
tegen
[Verweerster],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats op Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
niet verschenen.
Belanghebbenden:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2008 in Aruba,
de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 5 oktober 2018;
  • het advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ingediend op 21 januari 2019;
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 22 januari 2019, waar zijn verschenen de man, de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij mevrouw A. Els en de bijzondere curator bij mevrouw [bijzondere curator]. De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen,
  • de akte uitlating zijdens de bijzondere curator, ingediend op 15 april 2019.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Ten aanzien van de minderjarige staat alleen het moederschap vast.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe de man vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de man aangevoerd dat hij jarenlang een affectieve relatie met de moeder heeft gehad en dat de minderjarige uit deze relatie is geboren. Verder heeft hij aangevoerd dat hij de minderjarige vanaf zijn geboorte heeft verzorgd en opgevoed, zodat er sprake is van een nauwe familierechtelijke band, en dat het partijen niet is gelukt om de minderjarige door de man te laten erkennen omdat de moeder telkens in het buitenland vertoefde.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) dient in zaken van afstamming het minderjarige kind vertegenwoordigd te worden door een daartoe door het gerecht benoemde bijzondere curator. De Voogdijraad heeft zich ter zitting van 22 januari 2019 bereid verklaard als bijzondere curator van de minderjarige op te treden, en is toen terstond als zodanig benoemd.
4.2
Het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204, lid 3 van het BW. Voor zover hier van belang, kan ingevolge deze bepaling de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen worden vervangen door de toestemming van dit gerecht, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
4.3
Voorwaarde voor het verlenen van de toestemming is derhalve, dat de man de verwekker is. Uit het overgelegde resultaat van het DNA-onderzoek van 3 maart 2019, blijkt dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige. De bijzondere curator heeft gezien dit resultaat, verzocht het verzoek van de man af te wijzen.
4.4
Nu de man niet de verwekker is van de minderjarige, komt zijn verzoek niet voor inwilliging in aanmerking.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 20 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.