ECLI:NL:OGEAA:2019:570

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
2017/AUA201702553
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pensioenkwestie met betrekking tot bewijsvoering en herkansing in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een pensioenkwestie tussen eiseres en gedaagde. Eiseres heeft gedaagde aangeklaagd met betrekking tot zijn pensioenuitkeringen. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 28 november 2018, waarin het Gerecht gedaagde heeft opgedragen om bewijsstukken te overleggen die zijn pensioenuitkeringen onderbouwen. Gedaagde heeft op 11 februari 2007 op 60-jarige leeftijd met pensioen gegaan, maar heeft geen sluitende bewijsstukken overgelegd die aantonen wat hij sindsdien aan pensioen heeft ontvangen. Het Gerecht heeft in het vonnis van 4 september 2019 geoordeeld dat gedaagde niet heeft voldaan aan de bewijsverplichtingen die hem zijn opgelegd in het tussenvonnis. Het Gerecht heeft gedaagde de gelegenheid gegeven om alsnog bewijs in het geding te brengen, zonder peremptoirstelling, en heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Het vonnis houdt in dat als gedaagde niet of niet volledig aan de bewijsverplichtingen voldoet, zijn pensioenen mogelijk aan eiseres kunnen worden toebedeeld. Het Gerecht heeft verder iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van de door partijen te nemen aktes.

Uitspraak

Vonnis van 4 september 2019
Behorend bij A.R. no. 2105 van 2017/AUA201702553
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [EISERES],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. C.S. Edwards, thans de advocaat mr. D.G. de Sousa-Croes,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt tot 28 november 2018 uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de door [Gedaagde] genomen akte, met producties;
-de door [eiseres] op 12 juni 2019 genomen antwoordakte.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen. De in zijn akte onder randnummer 5. opgeworpen “grief” van [Gedaagde] blijft buiten beschouwing.
2.2
Vast staat dat [Gedaagde] (naar eigen zeggen onder randnummer 10. van zijn conclusie van antwoord) op 11 februari 2007 op 60-jarige leeftijd met pensioen is gegaan. Uit geen van de door hem overgelegde pensioenoverzichten blijkt wat hij vanaf die datum aan pensioen heeft ontvangen, en zonder nadere met verificatoire stukken onderbouwde sluitende uitleg is het Gerecht met [eiseres] in dat verband van oordeel dat [Gedaagde] vooralsnog niet heeft voldaan aan hetgeen hem was opgedragen bij het tussenvonnis onder rechtsoverweging 4.7, welke overweging als hier herhaald en ingelast heeft te gelden.
2.3
Het Gerecht zal de zaak naar de rol verwijzen om [Gedaagde] in de gelegenheid te stellen om bij wijze van herkansing alsnog bij akte in het geding te brengen hetgeen hij ingevolge rechtsoverweging 4.7 van het tussenvonnis in het geding dient te brengen, en dat wederom zonder peremptoirstelling. De bij partijen genoegzaam bekende pensioenfondsen dienen ieder voor zich te verklaren vanaf wanneer precies [Gedaagde] gerechtigd was op uitkering van pensioen onder afgifte van een overzicht waaruit blijkt welke bedragen er sindsdien telkens zijn uitgekeerd aan [Gedaagde]. Verder dient [Gedaagde] afschriften van belastingaangiften met betrekking tot de jaren 2007 tot en met 2017 en zo mogelijk 2018 in het geding te brengen, waaruit kan blijken hoeveel hij jaarlijks precies aan pensioen heeft ontvangen en van welke fondsen precies dat afkomstig is. [eiseres] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte te reageren op de door [Gedaagde] te nemen akte, en dat wel onder peremptoirstelling (P-1) nu [eiseres] niet zoals [Gedaagde] met betrekking tot de door hem te nemen akte mede afhankelijk is van derden.
2.4
Het Gerecht verwijst [Gedaagde] naar rechtsoverweging 4.8 van het tussenvonnis, welke rechtsoverweging als hier herhaald en ingelast heeft te gelden. Een mogelijk gevolg van het niet of niet volledig alsnog voldoen door [Gedaagde] aan rechtsoverweging 4.7 van het tussenvonnis in verbinding met rechtsoverweging 2.3 van dit vonnis zou kunnen zijn dat zijn pensioenen worden toebedeeld aan [eiseres] onder de bepaling dat [eiseres] voor een aantal nog door het Gerecht vast te stellen jaren (bijvoorbeeld gelijk aan de periode van 2007 tot aan de dag van de uitspraak van het eindvonnis) van de door haar ontvangen pensioenuitkeringen bij wijze van inhaalmanoeuvre niets of slechts een gering deel hoeft af te dragen aan [Gedaagde].
2.5
In afwachting van de door partijen te nemen aktes zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt [Gedaagde] in de gelegenheid om bij akte in het geding te brengen hetgeen hij ingevolge rechtsoverweging 2.3 van dit vonnis in verbinding met rechtsoverweging 4.7 van het tussenvonnis in het geding dient te brengen;
-verwijst de zaak daartoe (in afwijking van artikel 36 van het Procesreglement zonder peremptoirstelling) naar de rolzitting van
woensdag 16 oktober 2019;
-stelt [eiseres] vervolgens in de gelegenheid om bij antwoordakte te reageren op de door [Gedaagde] te nemen akte;
-verwijst de zaak daartoe naar een door de rolrechter nader te bepalen rolzitting
(P-1);
-verleent aan [eiseres] verlof tot kosteloos procederen;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.