In deze zaak, die op 4 september 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde eiser, een werknemer van Excelsior Casino N.V., dat het Gerecht de werkgever zou veroordelen tot doorbetaling van zijn loon en hem zou herplaatsen op de werkvloer. Eiser was op 20 mei 1998 in dienst getreden bij Excelsior en was laatstelijk werkzaam als casino-manager. Hij was van 14 juli 2016 tot 25 april 2019 op non-actief gesteld met behoud van salaris. Na een oproep van Excelsior om op 25 april 2019 weer aan het werk te gaan, werd eiser opnieuw op non-actief gesteld. Op 24 juni 2019 ontving eiser een brief van Excelsior waarin hij werd opgeroepen om op 23 juni 2019 om 15:00 uur op zijn werkplek te verschijnen. Eiser was echter op dat moment in het buitenland en kon niet aan deze oproep voldoen. Na zijn terugkeer op 24 juni 2019 werd hem mondeling ontslag op staande voet aangezegd, wat later schriftelijk werd bevestigd door Excelsior.
Eiser stelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag en vorderde zijn loon vanaf 16 juni 2019, alsook zijn wedertewerkstelling. Het Gerecht oordeelde dat eiser geen dringende reden had gegeven voor het ontslag, aangezien hij niet op de hoogte was van de oproep en niet verwijtbaar had gehandeld. Het Gerecht wees de vorderingen van eiser toe, inclusief de betaling van achterstallig loon met wettelijke verhoging en rente, en beval Excelsior om eiser weer toe te laten tot de werkvloer. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval Excelsior niet aan het vonnis voldeed. De proceskosten werden aan Excelsior opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.