ECLI:NL:OGEAA:2019:580

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
AUA201902513
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over doorbetaling van loon en wedertewerkstelling van een werknemer na ontslag op staande voet

In deze zaak, die op 4 september 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde eiser, een werknemer van Excelsior Casino N.V., dat het Gerecht de werkgever zou veroordelen tot doorbetaling van zijn loon en hem zou herplaatsen op de werkvloer. Eiser was op 20 mei 1998 in dienst getreden bij Excelsior en was laatstelijk werkzaam als casino-manager. Hij was van 14 juli 2016 tot 25 april 2019 op non-actief gesteld met behoud van salaris. Na een oproep van Excelsior om op 25 april 2019 weer aan het werk te gaan, werd eiser opnieuw op non-actief gesteld. Op 24 juni 2019 ontving eiser een brief van Excelsior waarin hij werd opgeroepen om op 23 juni 2019 om 15:00 uur op zijn werkplek te verschijnen. Eiser was echter op dat moment in het buitenland en kon niet aan deze oproep voldoen. Na zijn terugkeer op 24 juni 2019 werd hem mondeling ontslag op staande voet aangezegd, wat later schriftelijk werd bevestigd door Excelsior.

Eiser stelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag en vorderde zijn loon vanaf 16 juni 2019, alsook zijn wedertewerkstelling. Het Gerecht oordeelde dat eiser geen dringende reden had gegeven voor het ontslag, aangezien hij niet op de hoogte was van de oproep en niet verwijtbaar had gehandeld. Het Gerecht wees de vorderingen van eiser toe, inclusief de betaling van achterstallig loon met wettelijke verhoging en rente, en beval Excelsior om eiser weer toe te laten tot de werkvloer. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval Excelsior niet aan het vonnis voldeed. De proceskosten werden aan Excelsior opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

Vonnis van 4 september 2019
Behorend bij K.G. no. AUA201902513
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigden: de advocaten mrs. M.R.M. Reinkemeyer-Kelie en I.R. Wever,
tegen:
de naamloze vennootschap
EXCELSIOR CASINO N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Excelsior,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de beslissing van dit Gerecht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 15 augustus 2019 om 14:00 uur.
1.2 [
Eiser] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigden. Excelsior is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [directeur] en dhr.[general manager] (directeur respectievelijk general manager van Excelsior). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota voorzien van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiser] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Excelsior veroordeelt om aan [Eiser] (door) te betalen zijn loon plus emolumenten gerekend vanaf 16 juni 2019 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid daarvan tot aan de dag der algehele voldoening;
b. Excelsior beveelt om [Eiser] met onmiddellijke ingang weer toe te laten tot de werkvloer van Excelsior om zijn bedongen werkzaamheden gedurende de gebruikelijke werktijden uit te kunnen voeren, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 500,-- voor iedere dag of deel daarvan dat Excelsior dat bevel niet opvolgt;
c. Excelsior veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Excelsior voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [Eiser] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [Eiser] bij zijn vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.2
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende. [Eiser] is op 20 mei 1998 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van Excelsior, laatstelijk in de functie van casino-manager. Vanaf 14 juli 2016 tot 25 april 2019 heeft Excelsior [Eiser] op non-actief gesteld met behoud van zijn salaris. Nadat [Eiser] op 25 april 2019 na oproep daartoe zijdens Excelsior op zijn werk was verschenen, heeft Excelsior [Eiser] per diezelfde datum wederom met behoud van salaris op non-actief gesteld. Op maandagochtend 24 juni 2019 heeft [Eiser] een door de deurwaarder op 22 juni 2019 bij exploot aan zijn woonadres betekende brief van Excelsior aangetroffen in zijn brievenbus inhoudende de mededeling dat [Eiser] zich op zondag 23 juni 2019 om 15:00 uur moest melden op zijn werkplek bij Excelsior (hierna: de brief). Na bij zijn advocaat ingewonnen advies heeft [Eiser] zich op maandag 24 juni 2019 om 15:00 uur gemeld op zijn werkplek bij Excelsior. Na een gesprek aldaar tussen [Eiser] en zijn leidinggevenden ter zake van het niet verschijnen op 23 juni 2019 om 15:00 uur zoals aan [Eiser] was opgedragen bij de brief heeft Excelsior [Eiser] mondeling ontslag op staande voet aangezegd, welk ontslag Excelsior bij aan [Eiser] gericht schrijven van 27 juni 2019 (van de gemachtigde van Excelsior) heeft bevestigd. Dat schrijven vermeldt onder meer:

U is bij deurwaardersexploot van 22 juni jl. opgeroepen om zich op 23 juni te 15:00 uur te melden bij cliënte, teneinde de uw opgedragen werkzaamheden te verrichten. Aan dat verzoek heeft u niet voldaan.
Vervolgens verschijnt u (…) 24 juni bij cliënte. Als reden voor uw niet verschijning gaf u aan dat u pas die ochtend het deurwaardersexploot had gezien omdat u bij uw vriendin was.
Afgezien nog van het feit dat uw uitleg uw afwezigheid niet rechtvaardigt, weet cliënte dat u niet in Aruba was, u was immers op reis naar Curaçao. (…). Cliënte beschikt over informatie dat het niet de eerste keer is dat u zonder toestemming/bericht van cliënte naar het buitenland is afgereisd. U heeft dus tegen cliënte gelogen.
Zoals u wel degelijk weet, was u nog immer in dienst van cliënte en diende u alvorens buitenlandse vakantie op te nemen, cliënte eerst te berichten omtrent uw voorgenomen reis en de dagen van uw afwezigheid, teneinde e.e.a. kort te sluiten.
(…).
Dit gebeuren van de 24e juni jl. is de druppel die de emmer heeft doen overlopen voor cliënte. Cliënte heeft geen vertrouwen meer in u. Cliënte hoeft deze situatie niet langer te dulden.
Elk feit afzonderlijk alsook in onderlinge samenhang bezien, levert, c.q. leveren een dringende reden op voor de beëindiging van uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, en wel per de datum van het aan u mondeling reeds gegeven ontslag op staande voet, 24 juni 2019.”.
3.3
In dit geschil dient voorshands de vraag te worden beantwoord of [Eiser] een dringende reden heeft gegeven aan Excelsior voor zijn ontslag op 24 juni 2019. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
3.4
Vast staat dat [Eiser] gedurende het weekend waarin de brief aan zijn woonadres werd betekend elders dan in zijn woning verbleef. Het is om die reden dat [Eiser] eerst op maandagochtend 24 juni 2019 de brief heeft aangetroffen in zijn brievenbus en heeft gelezen dat hij door Excelsior was opgeroepen om zich de dag daarvoor om 15:00 uur op zijn werkplek te melden. Aan die opdracht kon [Eiser] onmogelijk gevolg geven, terwijl gesteld noch is gebleken dat [Eiser] dat weekend niet elders dan in zijn woning mocht verblijven. Niet gezegd kan worden daarom dat [Eiser] te dezen verwijtbaar heeft gehandeld jegens Excelsior. In zoverre heeft [Eiser] naar het voorlopig oordeel van het Gerecht geen dringende ontslagreden gegeven aan Excelsior.
3.5
De strekking van de verklaring die [Eiser] op 24 juni 2019 heeft gegeven ten overstaan van Excelsior met betrekking tot het niet verschijnen op zijn werkplek op 23 juni 2019 komt neer op de mededeling dat [Eiser] bedoeld weekend elders dan in zijn woning verbleef en daarom de aan zijn adres betekende brief van Excelsior niet tijdig heeft gelezen. Daar is naar het oordeel van het Gerecht in zoverre geen woord mee gelogen, en meer dan dat hoeft [Eiser] omwille van privacy in zoverre ook niet mede te delen aan Excelsior. Ook op dit punt heeft [Eiser] naar het voorshandse oordeel van het Gerecht geen dringende ontslagreden gegeven aan Excelsior.
3.6
Gesteld noch is gebleken in voormeld verband dat Excelsior tijdens het aan zijn ontslag voorafgaande gesprek heeft gevraagd aan [Eiser] of hij in bedoeld weekend elders dan in Aruba was. De stelling van Excelsior dat [Eiser] in dit verband heeft gelogen is daarom zonder nader uitleg - die ontbreekt - onbegrijpelijk en wordt daarom verworpen.
3.7
Niet in geschil is tussen partijen dat [Eiser] Excelsior moet inlichten en moet verzoeken om opname van vakantiedagen indien hij naar het buitenland afreist en aldaar verblijft. Indien wordt aangenomen zoals door Excelsior bestreden gesteld dat [Eiser] dat allemaal niet heeft gedaan ter zake van zijn verblijf in het buitenland gedurende het onderhavige weekend heeft in het licht van dat verwijtbaar handelen naar het oordeel van het Gerecht het volgende te gelden. Gesteld noch is gebleken dat [Eiser] in het verleden disciplinair is aangepakt door Excelsior voor soortgelijk verwijtbaar handelen, zodat het Gerecht er van uit gaat dat Excelsior [Eiser] op dit punt voor de eerste keer aanspreekt. Dat brengt met zich dat ontslag op staande voet voor dit beweerdelijk verwijtbaar handelen als disproportioneel heeft te gelden. Excelsior had te dezen met minder dan dat kunnen en moeten volstaan.
3.8
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat [Eiser] geen dringende ontslagreden heeft gegeven aan Excelsior en dat zijn loonvordering zal worden toegewezen. De thans op dit punt door [Eiser] verzochte voorziening zal worden toegewezen als na te melden. Hierbij wordt nog overwogen dat [Eiser] onbestreden heeft gesteld dat hij reeds vanaf 16 juni 2019 geen loon meer heeft ontvangen van Excelsior. Volgens vaste rechtspraak van het Hof zal de wettelijke verhoging over achterstallig loon worden vastgesteld op telkens maximaal 15%.
3.9
Vast staat dat Excelsior [Eiser] gedurende zijn op non-actief stelling heeft opgeroepen voor het verrichten van zijn werkzaamheden als vermeld in die oproep. In het licht daarvan en in die zin zal de vordering van [Eiser] tot wedertewerkstelling worden toegewezen als eveneens na te melden.
3.1
Dwangsommen zullen gemaximeerd worden opgelegd aan Excelsior, nu ook daarvan voldoende prikkel uitgaat naar Excelsior toe tot nakoming van dit vonnis.
3.11
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, nu het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van Excelsior bij afwijzing van het door [Eiser] verzochte ten opzichte van de belangen van [Eiser] bij toewijzing daarvan.
3.12
Excelsior zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 220,21 =) Afl. 670,21 aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt Excelsior om aan [Eiser] (door) te betalen zijn loon plus emolumenten gerekend vanaf 16 juni 2019 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en met wettelijke rente gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid daarvan tot aan de dag der algehele voldoening;
-beveelt Excelsior om [Eiser] met onmiddellijke ingang overeenkomstig de aan hem op 22 juni 2019 betekende oproep weer toe te laten tot de werkvloer van Excelsior om zijn werkzaamheden voor haar uit te kunnen voeren;
-bepaalt dat Excelsior ten behoeve van [Eiser] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag of deel daarvan dat Excelsior dat bevel niet opvolgt, met dien verstande dat Excelsior te dezen maximaal Afl. 50.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt Excelsior in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 670,21 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 4 september 2019.