ECLI:NL:OGEAA:2019:590

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
AUA201500284 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De verplichting van het Land Aruba tot vergoeding van kosten van bijzonder onderwijs en de rechtmatigheid van schoolgeld en aircogeld door Stichting Katholiek Onderwijs Aruba

In deze zaak vorderden de eisers, allen wonende in Aruba, dat het gerecht verklaart dat de Stichting Katholiek Onderwijs Aruba (SKOA) niet gerechtigd was om hen schoolgeld of aircogeld in rekening te brengen. De eisers baseerden hun vordering op het recht op gratis onderwijs zoals vastgelegd in internationale verdragen en de Staatsregeling van Aruba. SKOA, een particuliere instelling die onderwijs verzorgt in Aruba, had het schoolgeld verhoogd en een aircogeld geïntroduceerd. De kern van het geschil was of het Land Aruba verplicht was om 100% van de kosten van bijzonder onderwijs te vergoeden. Het gerecht oordeelde dat Aruba geen wettelijke basis heeft voor het gratis beschikbaar stellen van onderwijs. De artikelen in de internationale verdragen scheppen geen directe rechten en verplichtingen tussen burgers en stichtingen. Het gerecht concludeerde dat SKOA gerechtigd was om schoolgeld te heffen, aangezien het Land niet verplicht is om de volledige kosten van het bijzonder onderwijs te vergoeden. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van SKOA.

Uitspraak

Vonnis van 18 september 2019
Behorend bij AUA201500284 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eisers],
allen wonende in Aruba,
eisers,
gemachtigde: mr. H.G. Figaroa,
tegen
de stichting
STICHTING KATHOLIEK ONDERWIJS ARUBA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.D. Tromp.
Partijen zullen hierna ook [eisers] en SKOA worden genoemd.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 30 maart 2016. Het verdere verloop blijkt uit:
  • de conclusie van antwoord d.d. 1 juni 2016;
  • de conclusie van repliek d.d. 22 augustus 2018;
  • de conclusie van dupliek d.d. 17 oktober 2018.
1.2
Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
SKOA is een particuliere instelling die in Aruba onderwijs verzorgt en de opvoeding in de Rooms Katholieke geest behartigt. SKOA heeft 47 scholen onder haar beheer, waaronder kleuterscholen, basisscholen, mavoscholen en een school voor speciaal onderwijs. Deze scholen gelden als bijzondere scholen.
2.2
Voor het schooljaar 2015-2016 heeft SKOA het schoolgeld verhoogd van
Afl. 75,00 naar Afl. 175,00. Verder heeft zij een systeem van (her)inschrijving op alle scholen geïntroduceerd dat is gekoppeld aan de verplichting tot betaling van het schoolgeld. Daarnaast heeft SKOA voor de scholen die zijn voorzien van een airco, een bedrag van Afl. 150,00 aan aircogeld vastgesteld.
2.3
De kinderen van [eisers] zijn leerlingen van scholen van SKOA.
2.4
Artikel 28 van het door Aruba geratificeerde Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) luidt - voor zover van belang - als volgt:
“28.1 De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:
a. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;
(…)
c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten;
(…)”
2.5
Artikel 13 van het door Aruba geratificeerde Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (hierna: IVESC) luidt - voor zover van belang - als volgt:
“1 De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van een ieder op onderwijs. (…)
2 De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen dat, ten einde tot een volledige verwezenlijking van dit recht te komen:
  • a)
  • b)
(…)”
2.6
Artikel I.20 lid 1 van de Staatsregeling van Aruba (hierna: de Staatsregeling) bepaalt dat het onderwijs een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering is. Blijkens de Toelichting bij de Staatsregeling is de mate waarin deze zorgplicht voor de overheid wordt omgezet in daadwerkelijke verzorging en voorzieningen uiteraard afhankelijk van de middelen die hiervoor ter beschikking worden gesteld.
2.7
Ingevolge artikel 1.20 lid 7 van de Staatsregeling wordt het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd en worden voor het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs bijdragen uit de openbare kas verleend.
Blijkens de Toelichting bij de Staatsregeling regelt dit artikel in de eerste plaats de financiële gelijkstelling tussen het bijzonder en het openbaar algemeen vormend lager onderwijs. Ook het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs hebben recht op bijdragen uit de openbare kas, echter is de overheid niet verplicht de bekostiging volgens dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs te bepalen.
2.8
In zowel de Landsverordening Kleuteronderwijs, de Landsverordening Basisonderwijs als de Landsverordening Voortgezet Onderwijs (hierna: de onderwijsverordeningen) is in het hoofdstuk “wijze van bekostiging” het bekostigingssysteem ten aanzien van bijzondere scholen neergelegd. Hierin is bepaald dat de in de desbetreffende Landsverordening genoemde kosten van de bijzondere scholen door het Land worden vergoed, voor zover de Minister daaraan zijn goedkeuring heeft gehecht. Verder is bepaald dat de vergoeding van de in de desbetreffende Landsverordening genoemde exploitatiekosten is gebonden aan een maximum.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eisers] vorderen dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- primair voor recht verklaart dat SKOA niet gerechtigd was of is om [eisers] tot het betalen van schoolgeld of aircogeld te verplichten c.q. schoolgeld en aircogeld bij [eisers] in rekening te brengen;
- subsidiair, iedere andere door dit gerecht in goede justitie te vermenen voorziening treft
met veroordeling van SKOA in de kosten van de procedure.
3.2
Aan de vordering leggen [eisers], zakelijk weergeven, het volgende ten grondslag. In het IVRK, het IVESC, de Staatsregeling en de onderwijsverordeningen is het recht op gratis onderwijs vastgelegd. In de onderwijsverordeningen is in verband hiermee expliciet bepaald welke kosten van de scholen behoren tot de kosten die, wegens het recht op gratis onderwijs, door het Land (behoren te) worden vergoed. Het schoolgeld en het aircogeld dat aanvullend door SKOA in rekening wordt gebracht, dient (vrijwel volledig) ter dekking van kosten die op grond van de onderwijsverordeningen door het Land behoren te worden vergoed. SKOA is om die reden niet gerechtigd om in verband met die kosten schoolgeld dan wel aircogeld in rekening te brengen.
3.3 [
eisers] voeren hiertegen verweer. Op de grondslagen van de vordering en op het gevoerde verweer zal hierna, voor zover voor de beoordeling van de vordering van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Kern van dit geschil is de beantwoording van de vraag of het Land is gehouden om 100% van de daadwerkelijke kosten van het bijzonder onderwijs te vergoeden, met andere woorden of er recht bestaat op gratis - volledig door het Land gesubsidieerd - (bijzonder) onderwijs in Aruba.
4.2
Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend. Aruba heeft thans (nog) geen wettelijke basis voor het gratis beschikbaar stellen van onderwijs. Noch in de Staatsregeling noch in de onderwijsverordeningen is het recht op gratis onderwijs vastgelegd. Artikel 28 IVRK en artikel 13 IVESC behelzen een opdracht aan het Land om (geleidelijk) wetgeving te ontwikkelen teneinde gratis onderwijs voor eenieder beschikbaar te stellen. Deze artikelen scheppen geen rechten en verplichtingen tussen burgers en stichtingen onderling, in dit geval tussen [eisers] en SKOA. In de Staatsregeling is vastgelegd dat het Land een zorgplicht ten aanzien van het onderwijs heeft en dat ook het bijzonder onderwijs, op gelijke wijze als het openbare onderwijs, uit de openbare kas wordt bekostigd. Blijkens de Toelichting bij de Staatregeling is deze zorgplicht afhankelijk van de financiële middelen die daarvoor ter beschikking worden gesteld. In de onderwijsverordeningen is vastgelegd dat het Land de kosten van het bijzonder onderwijs, die door de Minister zijn goedgekeurd, vergoedt. Daarbij is de vergoeding van de exploitatiekosten gebonden aan een maximum. Hieruit volgt reeds, anders dan [eisers] hebben betoogd, dat het Land thans niet verplicht is de daadwerkelijke kosten van het bijzonder onderwijs volledig te vergoeden. In het onderhavige geval heeft SKOA onbetwist gesteld dat het Land de kosten van het bijzonder onderwijs niet volledig, maar slechts gedeeltelijk aan SKOA vergoedt. Die gedeeltelijke vergoeding betreft ook vergoeding van kosten die op grond van de onderwijsverordeningen in beginsel door het Land moeten worden gedragen.
4.3
Nu (i) in de Staatsregeling en/of de onderwijsverordeningen geen wettelijke grondslag voor volledig door het Land gesubsidieerd (gratis) onderwijs is vastgelegd, nu (ii) niet alle kosten van het onderwijs integraal door het Land worden vergoed en nu (iii) evenmin een wettelijke beperking is opgenomen die in de weg staat aan het in rekening brengen van schoolgeld, is SKOA gerechtigd - ter bekostiging van de overige, niet door het Land gesubsidieerde kosten - schoolgeld te heffen en ook om daaraan de door haar vastgestelde voorwaarden te verbinden.
4.4
Met betrekking tot de hoogte van het schoolgeld overweegt het gerecht nog het volgende. Openbaar en/of bijzonder onderwijs dient voor eenieder toegankelijk te zijn. De hoogte van het schoolgeld vindt hierin haar begrenzing. Naar het oordeel van het gerecht kan in zijn algemeenheid niet worden gezegd dat de hoogte van het door SKOA vastgestelde bedrag aan schoolgeld, te weten Afl. 175,- per jaar per leerling, de toegang tot het onderwijs verhindert. Hierbij neemt het gerecht in aanmerking dat SKOA voorziet in de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen en voorts dat via de Directie Sociale Zaken bijzondere bijstand kan worden verkregen ter bekostiging van het schoolgeld.
4.5
Met betrekking tot het aircogeld heeft SKOA gesteld dat dit een aangelegenheid van de scholen en oudercommissies is (cva, 17 en 30), hetgeen [eisers] niet hebben weerlegd. Dit neemt niet weg dat SKOA de bevoegdheid heeft om de hoogte van het door de scholen dan wel oudercommissies in rekening te brengen aircogeld vast te stellen. SKOA dient bij de uitoefening van die bevoegdheid de toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. Het aircogeld mag tezamen met het schoolgeld niet zo hoog zijn dat verschuldigdheid daarvan aan de toegankelijkheid van het onderwijs in de weg staat. Naar het oordeel van het gerecht is de toegankelijkheid van het onderwijs in dit geval voldoende gewaarborgd, gelet op de gezamenlijke hoogte van het schoolgeld en het aircogeld en op het feit dat betaling van het aircogeld niet van invloed is op de (her)inschrijving.
4.6
De slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen.
4.7 [
eisers] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van SKOA worden begroot op Afl. 2.500,00 voor salaris van de gemachtigde (2 punten van tariefgroep V).

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eisers] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van SKOA worden begroot op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.