In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft het Land Aruba een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met betrekking tot de wedertewerkstelling van [gedaagde] in zijn functie als dispatcher. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 september 2019 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 september 2019. De zaak betreft de vraag of de tenuitvoerlegging van een eerdere beschikking, waarin het Land was veroordeeld om [gedaagde] weder te werk te stellen, geschorst kan worden. De beschikking was gegeven op 20 augustus 2019 en bepaalde dat het Land [gedaagde] met ingang van 1 januari 2019 zijn loon moest doorbetalen en hem vijf dagen na betekening van de beschikking weder te werk moest stellen, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 150,00 per dag.
Het Land heeft aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] per 31 december 2018 van rechtswege was beëindigd en dat het project waarvoor [gedaagde] werkzaam was, per 30 september 2019 zou eindigen. Het gerecht heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van de vordering van het Land niet is weersproken en dat er voldoende aannemelijk is gemaakt dat de functie van dispatcher na 30 september 2019 niet meer bestaat. Het gerecht heeft de tenuitvoerlegging van de veroordeling tot wedertewerkstelling geschorst met ingang van 1 oktober 2019, totdat in hoger beroep op het geschil is beslist. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.