ECLI:NL:OGEAA:2019:593

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
AUA201901284
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot het nemen van een beslissing op bezwaar en oplegging van een dwangsom

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 september 2019 uitspraak gedaan op een verzoek van verzoekster, die vertegenwoordigd werd door advocaat mr. D.G. Kock. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van het gerecht op 7 januari 2019, waarin werd bepaald dat de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (verweerder) binnen drie maanden een beslissing moest nemen op het bezwaar van verzoekster. Verweerder had echter nagelaten om op het bezwaar te beslissen, wat aanleiding gaf tot het huidige verzoek.

Het gerecht overweegt dat er bij het sluiten van het onderzoek geen bewijs is geleverd dat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. Dit betekent dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de eerdere uitspraak. Het gerecht heeft verweerder opgedragen om binnen een termijn van drie maanden na de uitspraak alsnog een reële beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster, met de toevoeging dat er een dwangsom van Afl. 500,- per dag verbeurt kan worden voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van Afl. 25.000.

Daarnaast heeft het gerecht bepaald dat verweerder de kosten van het geding, die door verzoekster zijn gemaakt voor rechtskundige bijstand, moet vergoeden. Deze kosten zijn begroot op Afl. 500,-. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid om hen te dwingen tot naleving van eerdere uitspraken.

Uitspraak

Uitspraak van 16 september 2019
Lar nr. AUA201901284
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoekster]
verbijvend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 7 januari 2019 (LAR AUA201802853) heeft het gerecht onder meer het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door verzoekster gemaakte bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing geeft op het bezwaar van verzoekster.
Op 16 april 2019 heeft verzoekster bij het gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 53 van de Lar ingediend.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2.2
Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 7 januari 2019.
2.3
Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. Verweerder heeft derhalve geen gevolg gegeven aan voormelde uitspraak. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog een reële beslissing op het bezwaar van verzoekster te nemen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, thans onder het opleggen van een dwangsom.
2.4
Nu verzoekster met recht onderhavig verzoek heeft gedaan en hierdoor noodzakelijke kosten heeft gemaakt door met een gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld, die begroot worden op een bedrag van Afl. 500,-.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoekster verbeurt van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft om na bovenvermelde termijn van drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, met een maximum van Afl. 25.000;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.