ECLI:NL:OGEAA:2019:594

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
AUA201901775
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak inzake vergunning voor domeingrond door Manor Beach Resort N.V.

Op 16 september 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de naamloze vennootschap Manor Beach Resort N.V. en de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu. De zaak betreft een beroep van Manor Beach Resort N.V. tegen het uitblijven van een beslissing op een verzoek om vergunning voor het innemen van domeingrond voor het plaatsen van mantelbuizen ten behoeve van de F&B-faciliteiten van het resort. Appellante had op 15 oktober 2018 een vergunning aangevraagd, maar ontving geen tijdige beslissing van de verweerder. Na het indienen van bezwaar op 11 januari 2019 en het instellen van beroep op 28 mei 2019, heeft het gerecht vastgesteld dat er geen reële beslissing op het bezwaar was genomen en dat er geen verweer door de verweerder was gevoerd. Hierdoor kon de ongemotiveerde afwijzing van het bezwaar niet in stand blijven. Het gerecht verklaarde het beroep gegrond en bepaalde dat de verweerder binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd het griffierecht van Afl. 25,- aan appellante terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Uitspraak van 16 september 2019
LAR nr. AUA201901775

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

de naamloze vennootschap MANOR BEACH RESORT N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: J.M. van Schaijk,
gericht tegen:

de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Op 15 oktober 2018 heeft appellante verweerder verzocht om haar een vergunning te verlenen voor het innemen van domeingrond voor het plaatsen van verschillende mantelbuizen tussen het resort en het strand ten behoeve van de huidige F&B-faciliteiten van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019.
Op 11 januari 2019 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 28 mei 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
2. Ingevolge artikel 32, aanhef en onder c, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven. De vaststelling dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen en de omstandigheid dat geen verweer door verweerder is gevoerd, maken dat de ongemotiveerde, als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende, beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen.
3. Het vorenstaande leidt dan ook tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
  • gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 16 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.