ECLI:NL:OGEAA:2019:603

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
AUA201902924
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van uitzettingsbevel en vreemdelingenbewaring van Venezolaanse verzoeker

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 september 2019 uitspraak gedaan op een verzoek van een Venezolaanse verzoeker, die in bezwaar ging tegen een bevel tot uitzetting dat op 28 juli 2019 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. De verzoeker, die op 17 februari 2019 als toerist Aruba binnenkwam, had een asielverzoek ingediend en was eerder al uit Aruba verwijderd. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker rechtmatig verblijf had op het moment van zijn asielaanvraag, wat betekent dat het bevel tot uitzetting mogelijk niet in stand kan blijven. Om onevenredig nadeel voor de verzoeker te voorkomen, heeft het gerecht besloten het bevel tot uitzetting te schorsen en de vreemdelingenbewaring op te heffen. De beslissing werd genomen in het kader van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), dat de mogelijkheid biedt om een bestreden beschikking te schorsen indien de uitvoering daarvan onevenredig nadeel zou veroorzaken. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat er geen wettelijke grondslag is voor de toekenning van proceskosten in deze procedure. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 11 september 2019
Lar nr. AUA201902924

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[ Verzoeker ],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 28 juli 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen, met een terugkeerverbod voor de duur van 66 maanden.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 28 augustus 2019 bezwaar gemaakt.
Op 28 augustus 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 september 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 4 maart 1994 in Venezuela geboren en heeft de Venezolaanse nationaliteit.
2.2
Verzoeker is op 17 februari 2019 binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van twee dagen.
2.3
Verzoeker is reeds eerder uit Aruba verwijderd (op 10 februari 2018 en 28 juli 2018) en aan hem is een terugkeerverbod opgelegd.
2.4
Op 17 februari 2019 heeft verzoeker een asielverzoek ingediend. Hiervan is door verweerder een afschrift overgelegd.
2.5
Bij bevelschrift van 28 juli 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker:
- sinds 17 februari 2019 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel;
- niet staat ingeschreven in de registers;
Bovendien behoeft zijn illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
3.2
Verzoeker stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat hij bij binnenkomst op Aruba een asielverzoek heeft ingediend en dat de minister niet bevoegd was om het bevel tot uitzetting te geven.
Beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5. Vast staat dat verzoeker bij zijn binnenkomst in Aruba (op 17 februari 2019) een asielverzoek heeft ingediend. Dit betekent dat verzoeker ingevolge de (op dat moment geldende) artikel 19 van het Toelatingsbesluit 2009 rechtmatig verblijf had. Immers in het eerste lid van artikel 19 is vermeld dat aan degene die bij aankomst in Aruba een verzoek doet om toekenning van een bijzondere status of bescherming, gedurende de periode waarin dat verzoek in behandeling is, een vergunning als bedoeld in artikel 7 van het Toelatingsbesluit wordt verleend (zie ook uitspraak van 1 april 2019, AUA201900705). Dat verweerder eerder met een terugkeerverbod is uitgezet en ook mogelijk de wet heeft overtreden doet aan het voorgaande niet af. Wel kan verweerder bij de afhandeling van het asielverzoek deze omstandigheden laten meewegen. Het gerecht merkt op dat anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld uit de gedingstukken (verklaring van het Korps Politie) niet blijkt dat verzoeker in het openbaar marihuana aan het roken was.
6. Gelet op het voorgaande bestaat er een redelijke kans dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Nu het bevelschrift tot uitzetting eveneens ten grondslag ligt aan de verzoeker opgelegde vreemdelingenbewaring, zal het gerecht het bevelschrift tot uitzetting schorsen ter voorkoming van onevenredig nadeel van verzoeker. De schorsing betekent onder meer dat de bewaring moet worden opgeheven.
7. Voor de toekenning van proceskosten bestaat in de voorlopigevoorzieningprocedure geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
  • schorst de bestreden beschikking;
  • gelast de terugave van het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.