In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 8 oktober 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een verzoek ingediend om de omgangsregeling uit te breiden, die eerder was vastgesteld in een voorlopige voorziening op 21 juni 2019. De moeder, die in persoon procedeerde, was ook aanwezig tijdens de zitting. De minderjarige, geboren op 7 maart 2006, is het kind van beide partijen en is geboren uit hun huwelijk, dat in 2007 is ontbonden.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 mei 2019 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 23 augustus 2019. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 augustus 2019, met een minderjarigenverhoor op 4 september 2019. De rechter heeft de belangen van de minderjarige in overweging genomen, evenals de eerdere uitspraken van het gerecht met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling.
De rechter heeft geoordeeld dat de voorgestelde omgangsregeling, die de vader in zijn verzoek heeft aangedragen, in het belang van de minderjarige is. De beschikking bepaalt dat de minderjarige op bepaalde dagen bij de vader en op andere dagen bij de moeder zal zijn, met de mogelijkheid voor de ouders om onderling afspraken te maken. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.