In deze zaak, die op 16 oktober 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E.M.J. Cafarzuza, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Malmberg. Eiser vorderde onder andere de opheffing van loonbeslag dat door gedaagde was gelegd, alsook een wijziging van de alimentatieverplichtingen. Eiser stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij niet langer in staat was om de eerder vastgestelde alimentatiebedragen te betalen. Gedaagde voerde verweer en vroeg om afwijzing van de vorderingen van eiser.
Tijdens de zitting op 27 september 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij eiser stelde dat de omstandigheden zodanig waren gewijzigd dat de alimentatie op nihil moest worden gesteld. Gedaagde betwistte dit en vroeg om kosteloos te mogen procederen. Het Gerecht oordeelde dat het spoedeisend belang van eiser bij zijn vorderingen voldoende was onderbouwd. Het Gerecht concludeerde dat de eerdere alimentatieverplichtingen niet langer aan de wettelijke vereisten voldeden, gezien de gewijzigde omstandigheden en het voorstel van gedaagde om af te zien van verdere alimentatie.
Het Gerecht heeft vervolgens de vorderingen van eiser toegewezen, waarbij het bedrag voor levensonderhoud en kinderalimentatie per onmiddellijk op nihil werd gesteld. Tevens werd het loonbeslag opgeheven en werd aan gedaagde verlof tot kosteloos procederen verleend. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 oktober 2019.