In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 september 2019 uitspraak gedaan op een verzoek van de grootvader van een minderjarige, die in Aruba woont. Het verzoek was gericht op de erkenning van een buiten Aruba gedane uitspraak van de Dominicaanse Republiek, waarin de voogdij over de minderjarige aan de grootvader werd toegewezen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 28 maart 2019 werd ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar op 26 juni 2019 en een mondelinge behandeling op 2 juli 2019. Tijdens deze behandeling waren de grootvader en zijn gemachtigde aanwezig, maar de ouders van de minderjarige, die in Santo Domingo wonen, verschenen niet.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader in Santo Domingo. Op 29 oktober 2018 heeft de Sala Civil del Tribunal de Niños, Niñas y Adolescentes in de Dominicaanse Republiek een beslissing genomen waarin de ouders instemden met de overdracht van de voogdij aan de grootvader, zodat de minderjarige bij hem in Aruba kan wonen. De grootvader verzocht de rechtbank om deze beslissing in Aruba te erkennen en om verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging ervan.
De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De rechtbank concludeerde dat de erkenning van de buitenlandse uitspraak niet mogelijk was, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden voor opname in het register van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft het verzoek van de grootvader daarom afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.