ECLI:NL:OGEAA:2019:706

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201900408
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (appellant) bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf. De afwijzing vond plaats op 17 oktober 2018, waarna de appellant op 6 november 2018 bezwaar heeft aangetekend. Het bezwaar is echter pas op 17 april 2019 behandeld, wat leidde tot een nieuwe beschikking. Tegen deze beschikking heeft de appellant rechtsmiddelen aangewend. Tijdens de zitting op 16 september 2019 heeft de appellant aangegeven dat hij het beroep enkel wil handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het griffierecht dat hij heeft betaald.

De rechter heeft overwogen dat er onder deze omstandigheden geen belang bestaat bij het beoordelen van het uitblijven van een beschikking op het bezwaar van de appellant. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft ook vastgesteld dat de bestreden fictieve afwijzende beschikking niet is ingetrokken of gewijzigd door de verweerder, wat betekent dat er geen aanleiding is voor teruggave van het griffierecht, zoals door de appellant was verzocht. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 28 oktober 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 28 oktober 2019
LAR nr. AUA201900408

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 17 oktober 2018 heeft verweerder het verzoek van appellant om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 6 november 2018 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het gemaakte bezwaar heeft appellant op 11 februari 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 september 2019, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Bij beschikking van 17 april 2019, overgelegd bij verweerschrift, is alsnog op het bezwaar van appellant beslist. Tegen die beschikking heeft appellant rechtsmiddelen aangewend. Ter zitting heeft appellante desgevraagd te kennen gegeven dat hij het voorliggende beroep slechts wenst te handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het door hem betaalde griffierecht. Onder deze omstandigheden bestaat evenwel geen belang bij het beoordelen van het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellant gericht tegen het uitblijven van een beschikking op het bezwaar van 6 november 2018.
2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Nu verweerder de bestreden fictieve afwijzende beschikking niet ten voordele van appellante heeft ingetrokken dan wel gewijzigd, bestaat geen aanleiding voor teruggave van het griffierecht, zoals door appellante verzocht (artikel 30, tweede lid, van de Lar).

DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk,
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht en uitgesproken op de openbare zitting op maandag 28 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.