ECLI:NL:OGEAA:2019:707

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201900759
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift inzake bestuurlijke boete voor niet-naleving van de Landsverordening toelating en uitzetting

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap WAHOO RESTAURANT N.V. beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die op 31 januari 2019 het bezwaar van appellante tegen een bestuurlijke boete van Afl. 33.333,28 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De boete was opgelegd wegens het niet naleven van de artikelen 23, derde, vierde en vijfde lid van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu). Appellante heeft op 23 januari 2019 bezwaar gemaakt, maar verweerder stelde dat dit bezwaar buiten de termijn was ingediend, omdat de termijn op 9 januari 2019 was verstreken. Appellante betoogde echter dat zij de beschikking van 28 november 2018 pas op 18 januari 2019 had ontvangen, waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn.

Tijdens de zitting op 16 september 2019 was verweerder niet aanwezig, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechter oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt wanneer de beschikking was verzonden. Gezien de omstandigheden, waaronder de late ontvangst van de beschikking door appellante, oordeelde de rechter dat het bezwaar van appellante als tijdig ingediend moest worden beschouwd. De rechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van 31 januari 2019 en droeg verweerder op binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van Afl. 1.000,-- en werd de teruggave van het griffierecht van Afl. 25,-- gelast.

Uitspraak

Uitspraak van 28 oktober 2019
LAR nr. AUA201900759

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

de naamloze vennootschap WAHOO RESTAURANT N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper,
gericht tegen:

de Minister van Justitie ,Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 28 november 2018 heeft verweerder aan appellante een bestuurlijke boete opgelegd van Afl. 33.333,28 voor het niet naleven van het bepaalde in de artikelen 23, derde, vierde en vijfde lid van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu).
Daartegen heeft appellante op 23 januari 2019 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 31 januari 2019 heeft verweerder het aldus gemaakte bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellante op 11 maart 2019 bij dit gerecht beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 september 2019, waar appellante, vertegenwoordigd door haar bestuurder [X], bijgestaan door voornoemde gemachtigde, is verschenen. Verweerder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Aan de beschikking van 31 januari 2019 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellante haar bezwaarschrift buiten de daarvoor in de Lar gestelde termijn heeft ingediend.
2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend. Nu de beschikking op 28 november 2018 is gedagtekend, is de termijn op die dag aangevangen en op 9 januari 2019 geëindigd. Het op 23 januari 2019 ingekomen bezwaarschrift is dan ook buiten de in voormeld artikel gegeven termijn ingediend.
3. Appellante betoogt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu zij de beschikking van 28 november 2018 eerst op 18 januari 2019 heeft ontvangen en het bezwaarschrift op 23 januari 2019, derhalve zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, heeft ingediend.
4. Verweerder heeft, nu hij geen verweerschrift heeft ingediend en zich ter zitting niet heeft laten vertegenwoordigen, niet aannemelijk gemaakt wanneer de beschikking is verzonden. Voorts heeft appellante gemotiveerd te kennen gegeven dat zij de beschikking van 28 november 2018 eerst op 18 januari 2019 per post heeft ontvangen. Onder deze omstandigheden heeft verweerder ten onrechte het bezwaarschrift van 23 januari 2019 niet geacht te zijn ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Dat brengt met zich dat verweerder niet-ontvankelijkheidverklaring van het bezwaar op grond van termijnoverschrijding achterwege had dienen te laten (artikel 12, derde lid, Lar). Het betoog slaagt.
5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond dient te worden verklaard.
6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beschikking van 31 januari 2019;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, die begroot worden op een bedrag van Afl. 1.000,-- aan rechtskundige bijstand;
gelast de teruggave van het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,--.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 28 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.