In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind. De Voogdijraad heeft het verzoek ingediend, omdat de moeder niet in staat zou zijn om de minderjarige de benodigde zorg en stabiliteit te bieden. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 19 juni 2019 werd ingediend, gevolgd door een minderjarigenverhoor op 23 september 2019 en een mondelinge behandeling op 24 september 2019. Tijdens deze zittingen werd duidelijk dat de moeder de wensen en belangen van de minderjarige niet respecteerde, wat leidde tot zorgen over de veiligheid en het welzijn van het kind.
De feiten tonen aan dat de minderjarige in het verleden onder toezicht is gesteld en dat er meerdere incidenten van mishandeling door de moeder zijn gerapporteerd. De moeder heeft psychologische hulp geweigerd en vertoont instabiel gedrag. De minderjarige heeft herhaaldelijk aangegeven geen omgang met de moeder te willen, wat de zorgen van de Voogdijraad versterkt. De vader heeft de zorg voor de minderjarige op zich genomen en biedt een stabiele omgeving.
Het Gerecht heeft, op basis van het rapport van de Voogdijraad en de verhandelingen ter zitting, geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontzetten. De moeder is niet in staat gebleken om de belangen van de minderjarige te waarborgen, en het verzoek van de Voogdijraad om de vader met het eenhoofdig gezag te belasten is toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.