ECLI:NL:OGEAA:2019:728

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
AUA201901463
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en schadevergoeding tussen huurder en verhuurder

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen [EISER] en [VERWEERDER] over de huurovereenkomst van een appartement. De partijen hebben op 15 juli 2018 een huurovereenkomst gesloten, waarbij [VERWEERDER] het appartement voor zes maanden huurde voor Afl. 800,- per maand. Na het verlaten van het appartement op 15 januari 2019, heeft [EISER] een inspectie laten uitvoeren, waaruit bleek dat het appartement niet in goede staat was achtergelaten. [EISER] heeft [VERWEERDER] gemaand om een bedrag van Afl. 2.302,76 te betalen, maar [VERWEERDER] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

In de procedure heeft [EISER] gevorderd dat [VERWEERDER] Afl. 1.940,- zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. [VERWEERDER] heeft verweer gevoerd en betwist dat hij het appartement niet in goede staat heeft achtergelaten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [VERWEERDER] gehouden was het appartement in goede staat op te leveren, zoals vastgelegd in de inventarislijst die bij de huurovereenkomst was gevoegd.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat [VERWEERDER] aansprakelijk is voor de schade die [EISER] heeft geleden door het niet goed opleveren van het appartement. De schade is begroot op Afl. 790,-, en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 6 november 2019 door mr. M.E.B. de Haseth.

Uitspraak

Vonnis van 6 november 2019
Behorend bij AUA201901463 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
hierna te noemen: [EISER],
te Nederland,
gemachtigde: [gemachtigde 2],
tegen:
[VERWEERDER],
hierna te noemen: [VERWEERDER],
te Aruba,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de rolbeschikking van 21 augustus 2019;
- de nadere stukken van de zijde van [VERWEERDER];
- de mondelingen behandeling van 25 september 2019, waar [EISER], vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, en [VERWEERDER], in persoon, zijn verschenen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 15 juli 2018 hebben [EISER] en [VERWEERDER] een huurovereenkomst gesloten. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat [VERWEERDER] het appartement aan de [adres] met ingang van 15 juli 2018 voor een periode van zes maanden van [EISER] huurt, voor een bedrag van Afl. 800,- per maand. Verder zijn partijen daarbij onder meer het volgende overeengekomen:
“Condicionan di huur ta:
1. t/m 8. (…)
9. Mester service e airco cada seis (6) luna.
10. (…)
11. E huurdo mester verf e appartamento paden promer cu e entrega bek na e propetario.
12. (…)
13. Si algo paden di e apartamento kibra, esaki ta di e huurdo.(…)’’
2.2
Aan de huurovereenkomst is een inventarislijst gehecht. Daarin is vermeld:

Lista di inventario:
Camber
(…)
Un (1) airco
(…)
Cushina
(…)
Un (1) frigidaire blanco
(…)
Sala
(…)
Dos (2) stul bruin
(…)
Banjo
Dos (2) cashi na Muraya
(…)
Tur cos ta den perfecto condicion.
2.3
Op 15 januari 2019 heeft [VERWEERDER] het appartement verlaten en de sleutel ingeleverd.
2.4
Op 22 januari 2019 hebben twee ambtenaren van de Dienst Huur- en Consumentenzaken op verzoek van [VERHUURDER] een inspectie van het appartement gedaan. Hun bevindingen hebben zij neergelegd in een inspectierapport:
“RAPPORT di INSPECCION
Ariba 22 januari 2019, suscritonan (…) y (…), ambos empleado publico funcionando na e Departemento pa Asunto di Huur y Consumido, ariba peticion di ( V. [VERHUURDER]) gem. di e doño di appt., situa na [adres] , ta haci e siguiente inspeccion.. Segun e doño te ultimo gehuur dor di sr. [VERWEERDER] cu a sali di e appt., dia 15 januari 2019, a haci e siguiente inspeccion.
Durante dicho inspeccion hunto cu sr.[VERHUURDER] gem. di e doño di appt., adres ariba ja menciona, a constata lo siguiente:
- e appt., parti paden mester wordo geverf completamente; Afls. 450.00
- 2 x dutchi di e 2 baño nan mester wordo cambia., Afls. 150.00
- mester 1x airco nobo Afls. 1150.00
- 2 x cusinchi di e stoel di sala mester wordo fura Afls. 100.00
- 2 reki den e frigidair tambe mester cumpra un nobo Afls. 90.00
Segun sr., [VERHUURDER] ta cu sr., [VERWEERDER] a laga dicho situacion atras;
Considerando e puntonan ariba menciona, e gastonan relaciona pa drecha e appt. y trece bek den su estado original ta ser calcula awor akin a mas o menos: awg. 1940.00 (…)
Adjunto portret di e situacion.
E rapport aki a wordo traha bou juramentacion. (…)”
2.5
Bij brief van 15 februari 2019 heeft [EISER] [VERWEERDER] gemaand haar binnen zeven dagen een bedrag van Afl. 2.302,76 te betalen.
2.6
Daaraan heeft [VERWEERDER] niet voldaan.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1 [
EISER] vordert – uitvoerbaar bij voorraad – om [VERWEERDER] te bevelen te betalen een bedrag van Afl. 1.940,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2019 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, en met de buitengerechtelijke incassokosten, onder veroordeling van [VERWEERDER] in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt [EISER] ten grondslag dat [VERWEERDER] het appartement niet in goede staat heeft achtergelaten. Als gevolg daarvan heeft [EISER] schade geleden, bestaande uit de herstelkosten, in het inspectierapport begroot op Afl. 1.940,-. Ondanks daartoe te zijn gemaand, heeft [VERWEERDER] dat bedrag niet betaald. Verder heeft zij buitengerechtelijke incassokosten moeten maken, tot een bedrag van 15% van Afl. 1.940,-, aldus [EISER].
3.3 [
VERWEERDER] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [VERWEERDER] betwist dat hij het appartement niet heeft achtergelaten in de staat waarin hij het bij de aanvang van de huur heeft aangetroffen. Verder voert [VERWEERDER] aan dat hij niet aanwezig is geweest bij de inspectie door ambtenaren van de dienst Huur- en Consumentenzaken en dat deze inspectie heeft plaatsgevonden enige tijd nadat hij het appartement heeft verlaten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op 11 december 2016 heeft [EISER] haar ouders, [VERHUURDER] en [gemachtigde 1], gemachtigd om “
mijn zaken omtrent mijn huis aan de [adres] te San Nicolaas te behartigen. Ik woon in Nederland en kan daarom mijn zaken op Aruba niet zelf regelen.” Partij bij de huurovereenkomst met [VERWEERDER] van 15 juli 2018 is, zoals hiervoor onder 2.1 is vermeld, [EISER]. Op 24 april 2019 heeft voornoemde [gemachtigde 1], wonend te Rotterdam, Nederland, [gemachtigde 2] gemachtigd om “
mijn zaak bij het Gerecht te behartigen tegen de heer [VERWEERDER] [VERWEERDER].” Het verzoekschrift is door [gemachtigde 2], namens [gemachtigde 1], op 6 mei 2019 bij het Gerecht ingediend.
Onder deze omstandigheden begrijpt het Gerecht het beroepschrift als ingediend door [gemachtigde 1], door tussenkomst van [gemachtigde 2], namens [EISER], als partij bij de huurovereenkomst. Deze lezing is ter comparitie met partijen besproken die ermee hebben ingestemd. In de partijaanduiding is deze lezing ook tot uitdrukking gebracht.
4.2 [
VERWEERDER] heeft erkend dat hij gehouden was het appartement vanbinnen geschilderd en met herstelde badkamerkranen op te leveren. Niet in geschil is dat [EISER] [VERWEERDER] daartoe in de gelegenheid heeft gesteld en dat hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Dat brengt met zich dat [VERWEERDER] gehouden is de schade die [EISER] in verband hiermee lijdt te vergoeden. De in het inspectierapport daarvan gemaakte begroting is door [VERWEERDER] niet betwist. De vordering komt dan ook in zoverre voor toewijzing in aanmerking.
4.3
Gelet op de aan de huurovereenkomst gehechte inventarislijst, waarin is vermeld welke goederen zich in het appartement bevonden en dat deze zich in goede staat bevonden, is tussen [EISER] en [VERWEERDER] een beschrijving van het verhuurde opgemaakt. Dit brengt met zich dat [VERWEERDER] gehouden is het appartement op te leveren in de staat, waarin hij deze volgens die beschrijving heeft aanvaard, met uitzondering van hetgeen door ouderdom of door onvermijdelijke toevallen vergaan of van waarde verminderd is (artikel 7A:1579 van het Burgerlijk Wetboek).
4.4
Voor zover [VERWEERDER] betoogt dat, anders dan in de inventarislijst is vermeld, de kussens van de stoelen in de zitkamer en het rek in de ijskast bij aanvang van de huur al beschadigd waren, geeft dat geen grond voor een ander oordeel. Ter zitting heeft [VERWEERDER] desgevraagd bevestigd dat de inventarislijst deel uitmaakte van de huurovereenkomst die mede door hem is ondertekend. Daarmee is de inventarislijst een onderhandse akte in de zin van artikel 135 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Een onderhandse levert ten aanzien van de verklaring van een partij over hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring (artikel 136, tweede lid, Rv). Dat betekent dat de inventarislijst tussen [EISER] en [VERWEERDER] dwingend bewijs oplevert van de verklaring dat het appartement in goede staat is opgeleverd. Het Gerecht ziet voorts geen ruimte om [VERWEERDER] toe te laten tot tegenbewijs ter zake, omdat hij onvoldoende gemotiveerd heeft aangevoerd dat de akte de waarheid van zijn verklaringen niet goed weergeeft. Zo heeft hij zijn in het verweerschrift ingenomen stellingen dat de kussens en het rek al beschadigd waren niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met het overleggen van foto’s. Bovendien heeft hij ter zitting verklaard dat zowel bij aanvang van de huur als ten tijde van zijn vertrek voor hem niet zichtbaar was dat de kussen beschadigd waren, mogelijk omdat de kussen omgekeerd op de desbetreffende stoelen lagen.
4.5
Niet in geschil is dat [EISER] [VERWEERDER] in de gelegenheid heeft gesteld de kussens en het rek te herstellen en dat hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Dat brengt met zich dat [VERWEERDER] gehouden is de schade die [EISER] door het beschadigen van deze goederen lijdt te vergoeden. De in het inspectierapport daarvan gemaakte begroting is door [VERWEERDER] niet betwist. De vordering komt dan ook in zoverre voor toewijzing in aanmerking.
4.6
Ten aanzien van de airco overweegt het Gerecht als volgt. Niet in geschil is dat de airco in goede staat was bij de aanvang van de huur. In het inspectierapport is vermeld dat een nieuwe airco nodig is. In dat rapport is echter niet vermeld of een nieuwe airco nodig is, omdat deze beschadigd is, of omdat deze, gelet op zijn ouderdom, aan vervanging toe is. Op dit punt heeft [EISER] geen nadere toelichting gegeven. [VERWEERDER] heeft bovendien onweersproken gesteld dat de airco bij het verlaten van het appartement, een week voordat de inspectie door ambtenaren van de Dienst Huur- en Consumentenzaken heeft plaatsgevonden, in goede staat was. Onder deze omstandigheden komt de vordering in zoverre voor afwijzing in aanmerking.
4.7
De conclusie is dat [VERWEERDER] [EISER] een vergoeding verschuldigd is van Afl. 790,- (Afl. 450,- + Afl. 150,- + Afl. 100,- + Afl. 90,-).
4.8
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden op na te melden wijze toegewezen, nu voldoende gesteld en gebleken is dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt.
4.9
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
5.1
veroordeelt [VERWEERDER] om aan [EISER] een bedrag te betalen van Afl. 790,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2018 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
5.2
veroordeelt [VERWEERDER] om aan [EISER] een bedrag te betalen van Afl. 150,-
(1½ punt van Tarief 1) wegens buitengerechtelijke incassokosten;
5.3
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.