ECLI:NL:OGEAA:2019:768

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
AUA201903449
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen het Land Aruba en Azmika Properties N.V. in kort geding

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een executiegeschil tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba (hierna: het Land) en de naamloze vennootschap Azmika Properties N.V. (hierna: Azmika). Het Land vorderde schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerder vonnis, waarin het Land was veroordeeld tot uitgifte in erfpacht van een perceel domeingrond aan Azmika. Het vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het Land had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 oktober 2019, waarna op 14 november 2019 het vonnis in kort geding werd gewezen.

Het Gerecht oordeelde dat het spoedeisend belang van de vordering van het Land niet was weersproken. Het Land stelde dat er na het eerdere vonnis nieuwe feiten waren aan het licht gekomen die een noodtoestand zouden kunnen veroorzaken, met name een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke fraude bij de toekenning van het erfpachtrecht aan Azmika. Het Gerecht oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat Azmika zich schuldig had gemaakt aan frauduleuze handelingen en dat de vordering van het Land om de uitvoerbaarverklaring te schorsen, niet kon worden toegewezen.

In reconventie vorderde Azmika een dwangsom voor het geval het Land in gebreke zou blijven met de uitvoering van het vonnis. Het Gerecht wees deze vordering af, ervan uitgaande dat het Land zich aan de uitspraak zou houden. Uiteindelijk werd het Land veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie, terwijl Azmika in de kosten van de procedure in reconventie werd veroordeeld tot nihil. Het vonnis werd uitgesproken door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 14 november 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201903449
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
te Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen,
tegen:
de naamloze vennootschap
AZMIKA PROPERTIES N.V.,
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: Azmika,
gemachtigde: mr. R.A. Wix.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de eis in reconventie ingediend zijdens Azmika;
- de pleitnota van het Land;
- de pleitnota van Azmika;
- de mondelinge behandeling op 24 oktober 2019.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

in conventie en reconventie
2.1
Bij vonnis van 11 september 2019 (A.R. nr. AUA2018002313) (hierna: het vonnis) heeft het Gerecht het Land veroordeeld om, binnen 30 dagen na betekening van dat vonnis, over te gaan tot uitgifte in erfpacht aan Azmika van het perceel domeingrond groot 1.373 m2 gelegen te […], kadastraal bekend als Land Aruba, [X] Afdeling, Sectie [X], nr. [xxx] conform de overeenkomst tot vestiging van erfpacht van 1 november 2017 (gestempeld 14 november 2017), met veroordeling van het Land in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Bij deurwaardersexploot van 19 september 2019 respectievelijk 30 september 2019 is voornoemd vonnis aan het Land en de Directie Infrastructuur en Planning (DIP) betekend.
2.3
Op 3 oktober 2019 heeft het Land hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie
3.1
Het Land vordert schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden vonnis totdat door het Hof in de bodemzaak op het beroep van het Land zal zijn beslist, met veroordeling van Azmika tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering heeft het Land, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. Gebleken is van na het vonnis bekend geworden feiten waardoor bij onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand ontstaat. Voorts berust het vonnis zowel op een feitelijke als een juridische misslag.
3.3
Azmika heeft gemotiveerd verweer gevoerd, met vordering tot veroordeling van het Land in de proceskosten. Het verweer zal hierna, voor zover voor de beoordeling van de vordering van belang, nader worden besproken.
in reconventie
3.4
Azmika vordert in reconventie om het Land te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van Afl. 5.000,- per dag voor iedere dag, of een deel daarvan, dat het Land in gebreke mocht blijven met het nakomen van het bestreden vonnis, met veroordeling van het Land tot vergoeding van de proceskosten.
3.5
Het Land heeft gemotiveerd verweer gevoerd, met vordering tot veroordeling van Azmika in de proceskosten. Het verweer zal hierna, voor zover voor de beoordeling van de vordering van belang, nader worden besproken.
in conventie en reconventie
3.6
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

in conventie
4.1
Het spoedeisend belang van de vordering is niet weersproken en blijkt overigens voldoende uit de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag liggende stellingen.
4.2
De vordering van het Land is een executiegeschil en valt onder de reikwijdte van artikel 438 Rv. Ten aanzien daarvan geldt als uitgangspunt dat de partij, aan wie de vordering bij - zoals hier het geval is - uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is toegewezen, bevoegd is tot tenuitvoerlegging van die veroordeling. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat inhoudelijke bezwaren tegen het veroordelende vonnis in een executiegeschil niet gehonoreerd kunnen worden (het mag geen verkapt hoger beroep zijn). Slechts indien sprake is van misbruik van genoemde bevoegdheid, kan tenuitvoerlegging van het vonnis worden verboden. In lijn hiermee is in reeds jaren bestendige rechtspraak (te beginnen met HR 22 april 1983, NJ 1984, 145 “Ritzen/Hoekstra”) aanvaard dat van dat laatste sprake kan zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
De feitelijke en juridische misslag
4.3
Het Land heeft zich er op beroepen dat het vonnis berust zowel op een feitelijke en juridische misslag doordat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat Azmika niet heeft berust in de nietigheid van de erfpachtovereenkomst en ten onrechte heeft geoordeeld dat Azmika tijdig aan haar betalingsverplichting heeft voldaan.
4.4
Het Gerecht volgt het Land niet in zijn stelling dat het oordeel in het vonnis klaarblijkelijk berust op juridische en feitelijke misslag. Van een kennelijk misslag is slechts sprake als de vergissing zo evident is dat daaromtrent geen redelijke twijfel bestaat. Dat is niet reeds het geval als de in het ongelijk gestelde partij zich niet kan vinden in de redenering van de rechter en van mening is dat de rechter is uitgegaan van een verkeerde rechtsopvatting danwel van verkeerde feiten. De beide argumenten van het Land komen in wezen neer op een verkapt appel en daartoe leent een executiegeschil zich niet.
De noodtoestand
4.5
Daarnaast heeft het Land als grondslag van de vordering tot schorsing van de executie aangevoerd dat na het vonnis een strafrechtelijk onderzoek genaamd “Avestrus” is opgestart (althans dat dat strafrechtelijk onderzoek toen openbaar bekend is geworden), dat zich richt op de beantwoording van de vraag of één of meerdere bedrijven door toedoen (en na omkoping) van de toenmalige Minister op onjuiste gronden een (optie op) commercieel erfpachtterrein van het Land hebben verkregen gedurende de periode van 2009 t/m 2017. De optieverlening aan Azmika valt volgens het Land in deze periode. Bovendien is de tante van de directeur van Azmika, mevrouw [XX], verdachte in dit strafrechtelijk onderzoek. Daarmee is volgens het Land voldoende aannemelijk dat de optie aan Azmika is verleend op een wijze die in strijd is met het strafrecht.
4.6
Naar het oordeel van het Gerecht is het strafrechtelijk onderzoek “Avestrus” een feit dat pas na de behandeling van het kort geding aan het licht is gekomen. Het Gerecht is met het Land van oordeel dat er aan de zijde van het Land een noodtoestand kan ontstaan, indien het door het vonnis gedwongen wordt tot vestiging van een erfpachtrecht waarvan na het wijzen van het vonnis is gebleken dat zij destijds door de toenmalige Minister op frauduleuze wijze is verleend. Echter, in onderhavige zaak is niet gebleken dat Azmika verdachte is in het onderzoek “Avestrus” dan wel dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleuze handelingen. Dat de tante van de directeur van Azmika een verdachte is in het strafrechtelijk onderzoek “Avestrus” is geen concrete aanwijzing dat Azmika zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleuze handelingen. Dat geldt te meer, nu de directeur van Azmika ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat hij al jarenlang geen contact meer heeft met de voornoemde tante (en er min of meer mee in onmin leeft) en niet is gebleken dat de optieverlening door tussenkomst van de tante tot stand is gebracht. Daarmee is niet aannemelijk gemaakt dat de overeenkomst tot vestiging van een erfpachtsrecht ten behoeve van Azmika tot stand is gekomen op een wijze die in strijd is met strafrechtelijke bepaling.
4.7
Dat de reeds verleende erfpacht niet kan worden teruggedraaid en het Land schadeplichtig zal worden jegens Azmika ingeval het bestreden vonnis wordt vernietigd, is gemotiveerd betwist door Azmika en evenmin voorshands aannemelijk gemaakt door het Land. Het in verband hiermee door het Land gevoerde verweer wordt om die reden verworpen.
4.8
Nu overigens geen gronden zijn gesteld of gebleken die maken dat Azmika zich dient te onthouden van tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, zal de vordering van het Land worden afgewezen.
in reconventie
4.9
Het Gerecht zal de vordering tot oplegging van een dwangsom niet toewijzen, nu ervan wordt uitgegaan dat het Land zich zal houden aan de uitspraak.
in conventie en reconventie
4.1
Het Land zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie, die aan de zijde van Azmika worden begroot op Afl. 1.500,- aan salaris voor de gemachtigde. Azmika zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie, die wegens de geringe omvang van het geschil in reconventie aan de zijde van het Land worden begroot op nihil.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt het Land in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Azmika worden begroot op Afl. 1.500,-;
in reconventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Azmika in de kosten van de procedure, die aan de zijde van het Land worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2019, in aanwezigheid van de griffier.