ECLI:NL:OGEAA:2019:773

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
AUA201903746
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift tot uitzetting en asielprocedure van Venezolaanse verzoeker

In deze zaak heeft de verzoeker, een Venezolaanse man geboren op 5 september 1987, op 4 december 2018 zijn asielwens geuit aan de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Echter, op 27 maart 2019 heeft de verweerder medegedeeld dat de asielwens niet in behandeling wordt genomen. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 29 oktober 2019 en verzocht om een voorlopige voorziening. Het gerecht heeft het verzoek op 6 november 2019 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder aanwezig waren.

De rechter heeft overwogen dat de verzoeker sinds 20 juli 2016 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verblijft en dat de verweerder op grond van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU) bevoegd is om de verzoeker uit te zetten. Het bevelschrift tot uitzetting, dat op 18 september 2019 is uitgevaardigd, is niet onrechtmatig te achten, aangezien er ten tijde van de uitvaardiging geen formeel asielverzoek was ingediend. De rechter heeft ook opgemerkt dat de verzoeker niet kan worden uitgezet voordat een eventuele asielprocedure is beëindigd, in overeenstemming met het verbod van refoulement.

Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek van de verzoeker afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was en er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 20 november 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 20 november 2019
Lar nr. AUA201903746

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 4 december 2018 heeft verzoeker aan verweerder zijn asielwens geuit.
Bij brief van 27 maart 2019 heeft verweerder verzoeker onder meer te kennen gegeven dat zijn asielwens niet in behandeling wordt genomen.
Hiertegen heeft verzoeker op 29 oktober 2019 bezwaar gemaakt.
Op 29 oktober 2019 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2019, waar verzoeker, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, bij voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 5 september 1987 in Venezuela geboren en heeft een Venezolaanse nationaliteit.
2.2
Verzoeker is 17 juli 2016 als toerist Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van twee dagen en na verloop daarvan niet vertrokken.
2.3
Bij brief van 4 december 2018 heeft verzoeker aan verweerder zijn asielwens geuit.
2.4
Bij voormelde brief van 27 maart 2019 heeft verweerder verzoeker onder meer te kennen gegeven dat zijn asielwens niet in behandeling wordt genomen.
2.5
Bij onderscheiden bevelschriften van 18 september 2019 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
2.6
Bij uitspraak van 20 september 2019 heeft de rechter-commissaris de inbewaringstelling rechtmatig geacht.
2.7
Bij uitspraak van 30 oktober 2019 heeft het gerecht het verzoek in de zin van artikel 54 van de Lar van verzoeker strekkende tot schorsing van het bevelschrift tot uitzetting afgewezen. Daartoe heeft het gerecht onder meer overwogen:
“10. In de brief van 27 maart 2019 heeft verweerder medegedeeld dat de asielwens van verzoeker niet in behandeling wordt genomen. Gelet op het voorgaande dient verweerder verzoeker alsnog in de gelegenheid te stellen een asielverzoek in te dienen. Als verweerder niet beschikt over de contactgegevens van verzoeker, maar slechts bekend is met de gegevens van de gemachtigde, kan dit bijvoorbeeld geschieden door aan het adres van de gemachtigde een uitnodiging te sturen voor het persoonlijke registreren en uithoren van verzoeker ten kantore van DIMAS. Wordt aan deze uitnodiging geen gehoor gegeven, dan mag ervan worden uitgegaan dat bij verzoeker de asielwens niet langer bestaat en dat hij de asielprocedure niet in gang wenst te zetten.
Rechtmatig bevelschrift tot uitzetting
11. Vast staat dat verzoeker sinds 20 juli 2016 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verblijft zodat verweerder op grond van artikel 15, lid 1, aanhef en letter d, LTU bevoegd is verzoeker uit te zetten. Verzoeker heeft nog immer geen asiel aangevraagd bij DIMAS conform de voorgeschreven procedure. Nu ten tijde van het uitvaardigen van het bevelschrift tot uitzetting op 18 september 2019, geen formeel asielverzoek was ingediend, is dit bevelschrift niet onrechtmatig te achten. Verweerder mocht daarbij de vertrektermijn op nul dagen stellen. Gelet op het verbod van refoulement kan verzoeker echter niet worden uitgezet voordat een eventuele asielprocedure is beëindigd (vgl. GEA Aruba 2 oktober 2019, ECLI:NL:OGEAA:2019:633).”
Beoordeling
3.1
Het verzoek strekt er materieel toe verweerder te verbieden om verzoeker uit te zetten, totdat is beslist op het asielverzoek, tot indiening waarvan verweerder verzoeker in de gelegenheid moet stellen.
3.2
Zoals hiervoor onder 2.7 is vermeld, heeft het gerecht in zijn uitspraak van 30 oktober 2019 overwogen dat verweerder verzoeker alsnog in de gelegenheid dient te stellen een asielverzoek in te dienen en dat verzoeker gelet op het verbod op refoulement niet kan worden uitgezet voordat een eventuele asielprocedure is beëindigd. Gesteld noch gebleken is dat verweerder geen gevolg geeft aan voormelde uitspraak.
3.3
Het voorgaande brengt met zich dat het verzoek reeds vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang daarbij dient te worden afgewezen.
3.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.