ECLI:NL:OGEAA:2019:774
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf voor huishoudelijk personeel
In deze zaak heeft de verzoeker, een Haïtiaanse nationaliteit, een verzoek ingediend om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen voor het werken als inwonend huishoudelijk personeel bij een derde. De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie heeft dit verzoek op 15 oktober 2019 afgewezen, omdat de garantsteller niet voldeed aan de solvabiliteitseisen en uit een huiscontrole bleek dat niet aan de vereisten voor vergunningverlening werd voldaan. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij behandeld zou worden als ware hij in het bezit van een verblijfsvergunning.
Tijdens de zitting op 6 november 2019 heeft de rechter de argumenten van beide partijen gehoord. De verzoeker stelde dat de afwijzing onterecht was, maar de Minister heeft aangetoond dat er meerdere personen op het adres van de garantsteller staan ingeschreven, wat de afwijzing van de vergunning ondersteunt. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen reden is om de afwijzing van de vergunning niet in stand te houden en dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 20 november 2019, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.