Uitspraak
[GEDAAGDE 1],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele procedure, aangespannen door de Stichting Ziekenverpleging Aruba (hierna: SZA), vordert de eiseres betaling van een geldsom van Afl. 7.435,25 van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een geldvordering die voortvloeit uit medische diensten die aan [gedaagde 1] zijn verleend. De procedure heeft een verloop gekend waarbij [gedaagde 1] en haar gemachtigde wel verschenen, terwijl [gedaagde 2] niet is verschenen, wat heeft geleid tot verstek. De gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij [gedaagde 1] primair tot (gedeeltelijke) afwijzing van de vorderingen concludeert en subsidiair om matiging van de kosten verzoekt.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat [gedaagde 1] erkent dat zij een bedrag van Afl. 5.674,75 verschuldigd is aan SZA, maar dat de oorspronkelijke hoofdsom Afl. 7.669,-- bedraagt. De rechter heeft overwogen dat de vordering van SZA, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, toewijsbaar is. De rechter heeft ook geoordeeld dat [gedaagde 1] in aanmerking komt voor kosteloos procederen, gezien haar financiële situatie.
Het vonnis, uitgesproken op 4 december 2019, veroordeelt de gedaagden tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.