ECLI:NL:OGEAA:2019:793

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
AUA201901254
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld met rente en incassokosten

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vennootschap MACK’S TOTAL FINANCE VBA (hierna: Mack’s) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift van Mack’s op 15 april 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord van de gedaagde op 21 augustus 2019 en een comparitie van partijen op 21 november 2019. De gedaagde had in een onderhandse akte van 13 maart 2018 verklaard een bedrag van Afl. 2.500,00 in verbruikleen te hebben ontvangen van Mack’s, met de verplichting dit bedrag in 12 maandelijkse termijnen terug te betalen, vermeerderd met 18% rente per jaar. Mack’s heeft op 25 februari 2019 conservatoir beslag laten leggen onder de Citibank Aruba, krachtens verlof van de rechter.

Mack’s vorderde in de procedure dat de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van Afl. 2.680,60, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd en erkende de vordering in e-mailcorrespondentie met de gemachtigde van Mack’s. Het gerecht heeft vastgesteld dat er sinds de aanvang van de procedure geen aflossingen zijn gedaan op de schuld. De rechter heeft de vordering van Mack’s toegewezen en de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Mack’s zijn begroot op diverse bedragen, inclusief explootkosten en salaris voor de gemachtigde.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Verhoeven op 4 december 2019, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 4 december 2019
Behorend bij AUA201901254
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MACK’S TOTAL FINANCE VBA,
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: Mack’s,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 15 april 2019 met producties;
- de conclusie van antwoord d.d. 21 augustus 2019;
- de comparitie van partijen d.d. 21 november 2019.
1.2
Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
In een door [gedaagde] ondertekende onderhandse akte van 13 maart 2018 heeft [gedaagde] (in goedschrift) verklaard dat hij van Mack’s een bedrag van Afl. 2.500,00 in verbruikleen heeft ontvangen. Voorts is in de onderhandse akte (onder meer) bepaald dat [gedaagde] het door hem ontvangen bedrag in 12 maandelijkse termijnen zal terugbetalen, te vermeerderen met 18% rente per jaar, zodat met ingang van 1 april 2018 per maand een bedrag van Afl. 267,56 door [gedaagde] moet worden betaald.
2.2
Krachtens daartoe verleend verlof van de rechter in dit gerecht heeft Mack’s op 25 februari 2019 conservatoir beslag laten leggen onder de Citibank Aruba.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Mack’s vordert dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt om aan Mack’s te betalen:
- het bedrag van Afl. 2.680,60 te vermeerderen met de overeengekomen rente van 18% per jaar vanaf 3 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het bedrag van Afl. 375,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- kosten rechtens.
3.2
Aan haar vordering legt Mack’s het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichting tot betaling van de maandelijkse termijnen. In artikel 3 van de overeenkomst is bepaald dat het openstaande bedrag aan hoofdsom, rente en kosten in zijn geheel opeisbaar zal zijn, indien [gedaagde] in gebreke blijft om de afgesproken maandelijkse termijnen te voldoen. Op grond van de overeenkomst is [gedaagde] bovendien bijkomende boetes en aanmaningskosten verschuldigd.
3.3 [
gedaagde] heeft tegen de vorderingen geen verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft zich ertoe beperkt om bij wijze van conclusie van antwoord de e-mailcorrespondentie met de gemachtigde van Mack’s te overleggen. Uit deze correspondentie volgt dat [gedaagde] de vordering erkent. Hij heeft getracht afspraken te maken omtrent de aflossing van de schuld, maar daartoe is het niet gekomen. [gedaagde] is niet ter comparitie verschenen. Het gerecht neemt dan ook als vaststaand aan, zoals onbetwist dor Mack’s ter comparitie gesteld, dat er sedert de aanvang van de procedure geen aflossingen zijn gedaan op de schuld.
4.2
De vordering van Mack’s zal hierna worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
4.3 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Mack’s worden begroot op Afl. 204,15 aan explootkosten en Afl. 500,00 aan salaris voor gemachtigde en die voor het gelegde beslag worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 670,05 aan explootkosten en op
Afl. 250,00 aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Mack’s van het bedrag van Afl. 2.680,60 te vermeerderen met de overeengekomen rente over dit bedrag van 18% per jaar met ingang van 3 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 375,00;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Mack’s worden begroot op Afl. 204,15 aan explootkosten en Afl. 500,00 aan salaris voor gemachtigde en die voor het gelegde beslag worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 670,05 aan explootkosten en op Afl. 250,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.