In deze civiele procedure, aangespannen door eiser tegen gedaagde, betreft het een geschil over een overeenkomst tot opdracht voor de reparatie van een auto. Eiser heeft op 10 augustus 2017 een overeenkomst gesloten met gedaagde, waarbij gedaagde zich verplichtte de auto van eiser te repareren. Eiser heeft de auto op 11 augustus 2017 afgegeven en deze de volgende dag weer opgehaald. Na de reparatie heeft eiser klachten geuit over de kwaliteit van de reparatie, met name dat gedaagde gebruikte onderdelen zou hebben geïnstalleerd in plaats van nieuwe, zoals afgesproken. Eiser vordert een schadevergoeding van Afl. 950,- en de proceskosten, stellende dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Gedaagde heeft echter betwist dat er een afspraak was over het gebruik van nieuwe onderdelen en stelt dat partijen overeenkwamen dat tweedehands onderdelen zouden worden gebruikt, omdat de benodigde nieuwe onderdelen niet beschikbaar waren op Aruba. Gedaagde heeft aangeboden om de nieuwe onderdelen gratis te installeren zodra deze beschikbaar waren. Het gerecht heeft vastgesteld dat het geschil tussen partijen van geringe omvang is en dat, zelfs als eiser in het gelijk wordt gesteld, de schade hooguit Afl. 280,- zou bedragen. Het gerecht heeft besloten om een comparitie te gelasten om te bespreken of een minnelijke regeling mogelijk is, waarbij eiser persoonlijk aanwezig moet zijn en gedaagde vertegenwoordigd moet worden door een bevoegde persoon.
De comparitie is gepland op 22 januari 2020, waarbij het gerecht de partijen heeft geïnformeerd over de procedure en de vereisten voor het indienen van bewijsstukken. Het vonnis is uitgesproken op 4 december 2019 door rechter J.J. Verhoeven, die de verdere beslissingen aanhield.