In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, een kleinkind van wijlen de eigenaar van een woning, een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel de ontruiming van de woning. Eiseres vorderde dat gedaagde binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de woning zou ontruimen, onder verbeurte van een dwangsom, en daarnaast een voorschot op de huurpenningen. Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat eiseres bevoegd is om namens de erfgenamen van wijlen de eigenaar op te treden.
De rechter heeft vastgesteld dat eiseres, als deelgenoot in de gemeenschap van erfgenamen, bevoegd is om een rechtsvordering in te stellen. Echter, de rechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming niet kon worden toegewezen. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat zij namens de gemeenschap optreedt en haar vordering was gegrond op een huurovereenkomst die niet in overeenstemming was met haar stellingen over de eigendom van de woning. De rechter heeft de vordering afgewezen en eiseres in de proceskosten veroordeeld.
Het vonnis is uitgesproken op 11 december 2019 en de rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het civiele recht, met betrekking tot de bevoegdheid van deelgenoten in een gemeenschap om rechtsvorderingen in te stellen.