ECLI:NL:OGEAA:2019:798

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
AUA201903830
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen S&L General Contractors N.V. en [gedaagde] betreffende achterstallig loon en vergoedingen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft S&L General Contractors N.V. (hierna: S&L) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met betrekking tot een vonnis dat op 16 oktober 2019 is gewezen. [gedaagde] had S&L aangeklaagd voor achterstallig loon en vergoedingen, die volgens hem verschuldigd waren na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 31 maart 2019. S&L betwistte de vordering en stelde dat de arbeidsovereenkomst eerder was geëindigd, namelijk op 15 februari 2019, omdat Citgo Aruba de overeenkomst met S&L had opgezegd. Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde op 31 maart 2019 en dat S&L verplicht was om het achterstallige loon en de vergoedingen aan [gedaagde] te betalen. S&L heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en verzocht om schorsing van de executie van het vonnis, stellende dat er sprake was van misbruik van executiebevoegdheid door [gedaagde]. Het Gerecht oordeelde dat S&L niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een noodtoestand en dat de vorderingen van S&L werden afgewezen. S&L werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 11 december 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201903830
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
S&L GENERAL CONTRACTORS N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: S&L,
gemachtigde: mr. R. Marchena,
tegen:
[naam gedaagde],
voor deze zaak domicilie kiezende ten kantore van zijn hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaten,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: mrs. R.A. Wix en V. Perše.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- producties zijdens partijen;
- de pleitnota van partijen;
- de mondelinge behandeling op 22 november 2019.
1.2
Partijen zijn ter zitting verschenen bij hun gemachtigde voornoemd. Partijen hebben het woord gevoerd, beide mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, en zij hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
S&L is met Citgo Aruba Refinery N.V. (hierna: Citgo) een “Service Agreement” (hierna: de Agreement) aangegaan om Citgo te voorzien van professioneel personeel. In het kader daarvan heeft S&L op 26 oktober 2018 met [gedaagde] een arbeidsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst) gesloten, op grond waarvan hij op 6 november 2018 in loondienst is getreden van S&L, in de functie van “
Team Lead”, tegen een bruto maandloon van Afl. 22.213,97, een maandelijkse huisvergoeding van Afl. 4.375,-- en een per diem vergoeding van Afl. 227,-- voor de duur dat [gedaagde] zich op Aruba bevindt.
2.2
In de arbeidsovereenkomst staat voor zover hier van belang het volgende.

Article 1
a.
a) As ofNovember 6th, 2018,Employee enters into the service of Employer asTeam Leadfor a definite period of time, being for the duration of the execution of the work under the (…). Service Agreement (…).
b) This agreement ends, therefore, by operation of law without cancellation is required when the work within the framework of the Service Agreement is finalized or the Service Agreement (…) between Citgo Aruba and Employer is terminated, but in any case, onMarch 31, 2019.
(…).
Article 4
a.
a) Employee will earn a gross salary ofAWG. 22,213.97per month to be paid once payment from Citgo Aruba Refinery has been received. (…).
b) Employee will be paidAWG. 4375.00for housing per month to be paid once payment from Citgo Aruba Refinery has been received.
c) Employee will be paidAWG. 227.00per diem per day only for days employee is on the island of Aruba.
(…).”.
2.3
S&L heeft het loon en de overeengekomen per diem vergoeding tot en met 15 februari 2019 aan [gedaagde] uitbetaald.
2.4 [
gedaagde] heeft op 10 september 2019 een kortgedingsprocedure aangespannen tegen S&L. In deze procedure heeft [gedaagde] gevorderd dat S&L veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van Afl. 51.035,-- aan achterstallig loon en per diem vergoeding, tot en met 31 maart 2019.
Op 16 oktober 2019 is vonnis in kortgeding (hierna: het vonnis) gewezen. Dit vonnis luidt voor zover hier van belang als volgt.
“3.4 Vast staat dat de arbeidsovereenkomst in elk geval van rechtswege eindigde op 31 maart 2019. Tegen deze achtergrond stelt S&L dat de arbeidsovereenkomst op grond hiervoor geciteerde artikel 1 sub b. van die overeenkomst reeds is geëindigd per 15 februari 2019, omdat Citgo per die datum de Agreement door opzegging heeft beëindigd, hetgeen volgens S&L van algemene bekendheid is. [gedaagde] heeft die blote stellingen van S&L gemotiveerd bestreden, waardoor ze in deze op snelheid gerichte procedure niet vast komen te staan. Het Gerecht ziet in het licht van dat verweer en de omstandigheid dat in elk geval het door S&L gestelde niet bij hem en dus niet algemeen bekend is geen grond om dat gestelde voorshands aannemelijk te oordelen. Dit één en ander brengt mee dat voorshands komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 31 maart 2019.
3.5 [
gedaagde] stelt in dat verband (nader) dat S&L achterstallig is met de betaling van (1) loon en (2) de overeengekomen per diem vergoeding, beiden gerekend vanaf 16 februari 2019 tot en met 31 maart 2019 en (3) de overeengekomen vergoeding voor housing over de periode januari tot en met 31 maart 2013. S&L stelt te dezen dat het loon en de per diem vergoeding over de periode vanaf 16 februari 2019 tot en met 31 maart, en voorts de vergoeding voor housing over de periode vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 krachtens het hiervoor geciteerde artikel 4 sub a., b. en c. nog niet opeisbaar is omdat S&L te dien aanzien nog geen betalingen heeft ontvangen van Citgo. Die stelling mist in elk geval ter zake van de per diem vergoeding feitelijke grondslag, en wordt daarom gepasseerd. Uit het hiervoor geciteerde artikel 4 sub c. van de arbeidsovereenkomst blijkt immers niet dat betaling van per diem vergoeding afhankelijk is van betalingen van Citgo. Vast komt daarom te staan dat S&L in elk geval de per diem vergoeding over de periode van 16 februari tot en met 31 maart 2019 opeisbaar verschuldigd is aan [gedaagde], in totaal ad (43 x 227,-- =) Afl. 9.761,--.
3.6
Artikel 7A:1614 BW luidt: “De werkgever is verplicht de arbeider zijn loon op de bepaalde tijd te voldoen.”. Het Gerecht volgt [gedaagde] voorshands in zijn standpunt dat de in artikel 4 sub a. en b. van de arbeidsovereenkomst neergelegde betalingsvoorwaarde strijdig is met die dwingendrechtelijke op de werkgever rustende wettelijke verplichting. Het niet ondenkbare geval dat in dezen Citgo niet tot betaling aan S&L overgaat zou immers met zich brengen dat S&L niet hoeft te voldoen aan haar wettelijke verplichting telkens het bedongen maandloon van [gedaagde] te betalen. Dit één ander brengt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht mee dat bedoelde voorwaarde op de voet van het bepaalde in het tweede lid van artikel 3:40 BW nietig is, met als gevolg dat het beroep van S&L op die voorwaarde faalt.
3.7
Vorenstaande brengt mee dat S&L het loon van [gedaagde] over de periode van 16 februari 2019 tot en met 31 maart 2019 en de vergoeding voor housing over de periode januari tot en met maart 2019 opeisbaar verschuldigd is aan [gedaagde]. Hierbij wordt nog overwogen dat naar het voorshandse oordeel van het Gerecht de vergoeding voor housing als onderdeel van de aan [gedaagde] toegekende emolumenten binnen het begrip loon valt. Aldus dient S&L aan [gedaagde] te betalen (1,5 x 22.213,97 =) Afl. 33.320,96 bruto aan loon en aan vergoeding voor housing (3 x 4.375,-- =) Afl. 13.125 bruto.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:

-veroordeelt S&L om aan [gedaagde] te betalen Afl. 51.035,-- bruto aan achterstallig loon, per diem vergoeding en vergoeding voor housing, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de opeisbaarheid van dat loon en die vergoedingen;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;”
2.5
Bij brief van 16 oktober 2019 is S&L aangemaand om binnen 14 dagen het bedrag van Afl. 62.877,60 te betalen, zijnde het bedrag dat in het vonnis is toegewezen, vermeerderd met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, het gemachtigdensalaris en de proceskosten.
2.6
S&L heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
S&L vordert dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gedaagde] verbiedt om bovengenoemd vonnis ten uitvoer te leggen, althans [gedaagde] beveelt de executie van dat vonnis te schorsen en [gedaagde] met onmiddellijke ingang te verbieden om executiemaatregelen te treffen, onder verbeurte van een dwangsom ineens van Afl. 50.000,-- per overtreding, alsmede Afl. 50.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het verbod dan wel het bevel niet nakomt, totdat door het Hof op het beroep van S&L zal zijn beslist en deze uitspraak van het Hof is betekend, dan wel dat het Gerecht ieder andere voorziening treft die zij geraden acht, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis.
3.2
Aan deze vordering heeft het S&L ten grondslag gelegd dat [gedaagde] misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid, nu het vonnis zowel op een feitelijke als een juridische misslag berust. Verder heeft S&L gesteld dat er sprake is van ná het vonnis bekend geworden feiten die bij onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand zal doen ontstaan.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van S&L in de proceskosten. Het verweer zal hierna, voor zover voor de beoordeling van de vordering van belang, nader worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van S&L bij haar vorderingen blijkt voldoende uit de aard van die vordering en de daaraan ten grondslag liggende stellingen.
4.2
De vordering van S&L is een executiegeschil en valt onder de reikwijdte van artikel 438 Rv. Ten aanzien daarvan geldt als uitgangspunt dat de partij, aan wie de vordering bij - zoals hier het geval is - uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is toegewezen, bevoegd is tot tenuitvoerlegging van die veroordeling. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat inhoudelijke bezwaren tegen het veroordelende vonnis in een executiegeschil niet gehonoreerd kunnen worden (het mag geen verkapt hoger beroep zijn). Slechts indien sprake is van misbruik van genoemde bevoegdheid, kan tenuitvoerlegging van het vonnis worden verboden. In lijn hiermee is in reeds jaren bestendige rechtspraak (te beginnen met HR 22 april 1983, NJ 1984, 145 “[namen van partijen in een rechtspraak]”) aanvaard dat van dat laatste sprake kan zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
De feitelijke en juridische misslag
4.3
Van een klaarblijkelijke juridische dan wel feitelijke misslag is sprake wanneer de uitspraak klaarblijkelijk berust op een vergissing die zo evident is dat daaromtrent geen redelijke twijfel bestaat.
4.4
Ter onderbouwing van haar stelling dat het vonnis op juridische en feitelijke misslagen berust, heeft S&L gesteld dat:
( a) anders dan de kortgedingrechter heeft overwogen, de arbeidsovereenkomst tussen S&L en [gedaagde] van rechtswege is geëindigd op 15 februari 2019, nu Citgo per diezelfde datum de “service agreement” met S&L heeft beëindigd. [gedaagde] heeft derhalve geen recht op loon, per diem of een vergoeding voor housing na 15 februari 2019, aldus S&L;
( b) de kortgedingrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat S&L aan [gedaagde] anderhalve maand loon dient te betalen, terwijl [gedaagde], zoals blijkt uit zijn verzoekschrift, slechts Afl. 22.213,97 heeft gevorderd;
( c) de kortgedingrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat S&L aan [gedaagde] het bedrag van Afl. 5.266,03 aan openstaande vakantiedagen dient te betalen, terwijl deze kwestie ter zitting niet is besproken;
( d) de kortgedingrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat S&L aan [gedaagde] dient te voldoen een vergoeding voor housing, terwijl [gedaagde] deze vergoeding niet heeft gevorderd;
( e) het bedrag dat S&L veroordeeld is te betalen aan [gedaagde], niet overeenkomt met hetgeen de kortgedingrechter heeft overwogen.
4.5
Ter toelichting van de stelling onder a heeft S&L aangevoerd dat het vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke misslag berust, omdat Citgo de Agreement per 15 februari 2019 heeft opgezegd. Zij verwijst in dit verband naar een e‑mailbericht van 12 februari 2019 van Citgo aan S&L, waarin volgens S&L de opzegging van de Agreement door Citgo is vervat.
Naar het oordeel van het Gerecht berust het vonnis in zoverre niet op een feitelijke misslag. De kortgedingrechter heeft voormeld e-mailbericht niet bij zijn beoordeling betrokken, omdat die geen onderdeel van de processtukken was. Nog daargelaten welke betekenis daaraan dient te worden toegekend, heeft S&L haar stelling dat zij pas na het vonnis het e-mailbericht van 12 februari 2019 heeft kunnen overleggen, welke stelling door [gedaagde] gemotiveerd is betwist, in het geheel niet onderbouwd. Verder heeft [gedaagde] de stelling van S&L dat hij het Gerecht onjuiste inlichtingen heeft verschaft omtrent de beëindiging van de Agreement door Citgo gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft in dit verband onweersproken gesteld dat hij tijdens de procedure die heeft geleid tot het vonnis betwist heeft dat Citgo de Agreement met S&L heeft beëindigd, omdat hij niet bekend was met stukken waaruit volgt dat Citgo de Agreement met S&L had opgezegd. Zoals hiervoor is vermeld, heeft S&L het e-mailbericht van 12 februari 2019, waaruit deze opzegging volgens S&L valt af te leiden, eerst in het kader van deze procedure overgelegd.
4.6
Het Gerecht constateert dat de overige stellingen onder a en die onder b tot en met e inhoudelijke bezwaren zijn tegen het vonnis. Dat een partij zich niet kan vinden in een oordeel van de rechter en van mening is dat de rechter is uitgegaan van een verkeerde rechtsopvatting dan wel van verkeerde feiten, betekent niet dat het vonnis klaarblijkelijk berust op een vergissing. De argumenten van S&L komen in wezen neer op een verkapt hoger beroep en daartoe leent een executiegeschil zich niet.
De noodtoestand
4.7
Voor een schorsing van de executie van een vonnis kan eveneens aanleiding zijn indien de executie op grond van ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.8
Ter onderbouwing van haar stelling dat de executie van het vonnis voor haar een noodtoestand doet ontstaan, heeft S&L het volgende naar voren gebracht. Naar aanleiding van het vonnis hebben ook andere werknemers wiens arbeidsovereenkomst op dezelfde wijze als die van [gedaagde] tot een einde is gekomen, haar aangemaand om het loon door te betalen tot en met de datum waarop de arbeidsovereenkomst – uitgaande van het vonnis – van rechtswege tot een einde had moeten komen. S&L heeft in dat verband voorts gesteld dat zij onevenredig in haar belangen wordt geschaad, aangezien zij dergelijke kosten niet kan dragen.
Het Gerecht is voorshands van oordeel dat S&L met haar stelling niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een noodtoestand in de hierboven bedoelde zin. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat S&L haar – door [gedaagde] gemotiveerd betwiste – stelling dat zij de financiële gevolgen van executie van het vonnis niet kan dragen niet nader heeft onderbouwd. Dat, zoals S&L stelt, andere werknemers zich na het vonnis op het standpunt hebben gesteld dat zij eveneens (loon)vorderingen op S&L hebben, staat verder in geen verband tot de executie van het vonnis.
Slotsom
4.9
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat S&L geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagde] misbruik maakt van de executiebevoegdheid. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
4.1
S&L zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt S&L in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde] worden begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2019, in aanwezigheid van de griffier.