ECLI:NL:OGEAA:2019:799

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
AUA201903843
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van erfpachtperceel afgewezen in kort geding

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.C. Samuels, een vordering tot ontruiming van een erfpachtperceel ingediend tegen gedaagden, vertegenwoordigd door mr. E.E. Rosenstand. De vordering is ingediend in het kader van een kort geding, waarbij eiser stelt dat gedaagden zonder recht of titel op het erfpachtperceel verblijven. De feiten van de zaak zijn als volgt: eiser heeft op 8 maart 2006 het recht van erfpacht verkregen op een perceel domeingrond, dat eerder door zijn moeder werd gehuurd van het Land. Gedaagden hebben dit recht van erfpacht op 29 december 2008 gekocht, maar hebben de koopsom niet volledig betaald, waardoor de levering van het recht van erfpacht niet heeft plaatsgevonden. Eiser heeft de koopovereenkomst op 23 juli 2019 ontbonden en gedaagden gemaand het perceel te ontruimen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser heeft aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, terwijl gedaagden betwisten dat zij op het erfpachtperceel verblijven en stellen dat zij in een woontrailer op het huurperceel wonen. De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de vordering van eiser te ondersteunen. Aangezien de feiten niet vaststaan, heeft de rechter de vordering afgewezen en eiser veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 11 december 2019.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 11 december 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201903843
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
te Aruba,
eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels,
tegen:
[GEDAAGDE 1],
[GEDAAGDE 2],
beiden te Aruba,
gedaagden,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de producties zijdens gedaagden;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de mondelinge behandeling op 22 november 2019.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij notariële akte, verleden op 8 maart 2006, heeft eiser het recht van erfpacht verkregen op het perceel domeingrond, gelegen te [plaats], groot circa 599 m², kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen] (hierna: het erfpachtperceel). Het erfpachtperceel is in eigendom van het Land en maakte voorheen deel uit van een perceel huurgrond, [huurgrond aanduidingen] (hierna: het huurperceel) dat van het Land werd gehuurd door de moeder van eiser.
2.2
Op 29 december 2008 heeft eiser het recht van erfpacht op het erfpachtperceel verkocht aan gedaagden voor een bedrag van Afl. 25.000,-.
2.3
Gedaagden hebben de koopsom niet volledig betaald. Levering van het recht van erfpacht op het erfpachtperceel aan gedaagden heeft niet plaatsgevonden.
2.4
De huurovereenkomst met betrekking tot het huurperceel is per 1 maart 2015 door het Land beëindigd.
2.5
Bij brief van 21 januari 2019 heeft de directeur van de Directie Infrastructuur en Planning de moeder van eiser het volgende geschreven:
“De Directie Infrastructuur en Planning (DIP) heeft geconstateerd, dat u zonder huurovereenkomst gebruik maakt van het huurperceel [huurgrond aanduidingen], te [plaats]. U heeft ongeoorloofd het perceel onderverhuurd aan een derde dat is niet toegestaan en vertelt dat men daarop mag bouwen (woning).
Het huurperceel is sinds d.d. 20 maart 2015, per brief beëindigd. (…)”
2.6
Bij brief van 27 juni 2019 heeft het Land eiser in gebreke gesteld wegens het niet voldoen aan de uit de erfpachtovereenkomst met betrekking tot het erfpachtperceel voor hem voortvloeiende verplichtingen. Daarbij is vermeld dat niet is voldaan aan de bouwverplichtingen, dat het erfpachtperceel in strijd met de erfpachtvoorwaarden onderhands is verkocht en dat de erfpachtcanon gedurende twee jaren niet is voldaan.
2.7
Bij brief van 23 juli 2019 heeft eiser de koopovereenkomst van het recht van erfpacht op het erfpachtperceel ontbonden en gedaagden gemaand het erfpachtperceel te ontruimen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert dat het gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt om binnen een maand na het wijzen van dit vonnis het perceel te ontruimen, onder verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van de gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2
Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd, strekkend tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming van een perceel is noodzakelijk dat de verzoeker daartoe voldoende spoedeisend belang heeft en dat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat de gedaagde partij zonder recht of titel op dat perceel verblijft. Daartoe moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.2
Eiser legt aan de vordering ten grondslag dat gedaagden zonder recht of titel op het erfpachtperceel verblijven en dat hij, gelet op de ingebrekestelling door het Land, een spoedeisend belang heeft bij ontruiming van dat perceel.
4.3
Gedaagden hebben gemotiveerd betwist dat zij op het erfpachtperceel verblijven. Zij voeren in dit verband aan dat zij in een woontrailer op het huurperceel wonen. Het huurperceel is door eiser aan gedaagden onderverhuurd, ook nadat de huurovereenkomst van de zijde van het Land is beëindigd. Gedaagden verwijzen in dit verband naar de hiervoor onder 2.5 vermelde brief. Weliswaar hebben zij het erfpachtperceel van eiser gekocht met de bedoeling om daarop een woonhuis te bouwen, maar de levering van het recht van erfpacht heeft nooit plaatsgevonden en op het erfpachtperceel is, behalve een fundering die voor het jaar 2007 door eiser is gelegd, verder nooit gebouwd, aldus gedaagden.
4.3
De kortgedingrechter is gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagden dat zij op het erfpachtperceel verblijven van oordeel dat ter zake nadere bewijslering nodig is. Daarvoor leent een kortgedingprocedure zich niet. Nu in dit geding niet kan worden geoordeeld dat de feiten, zoals die door eiser worden gepresenteerd en aan zijn vorderingen ten grondslag zijn gelegd, zijn komen vast te staan, dienen de vorderingen te worden afgewezen.
4.4
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 11 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.