Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.DE BEOORDELING
4.DE UITSPRAAK
22 januari 2020 (P1)voor het nemen van een akte door alle partijen met de in rechtsoverweging 3.7 geformuleerde doeleinden;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Royal Plaza N.V. een vordering ingediend tegen de gedaagde, die op dezelfde dag van de indiening van het verzoekschrift is overleden. De vordering betreft een bedrag van Afl. 3.631.921,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 februari 2019. Royal Plaza heeft verzocht om de gedaagde te veroordelen tot betaling en heeft tevens de kosten van de procedure gevorderd.
Na het overlijden van de gedaagde heeft zijn zus, [zus gedaagde], zich als erfgename gemeld en heeft zij verzocht om de procedure te hervatten ten name van haar. Daarnaast heeft de weduwe van de gedaagde, [weduwe gedaagde], een incidentele conclusie tot voeging ingediend, waarin zij verzoekt om zich te mogen voegen in de procedure, omdat zij belang heeft bij de uitkomst van de vordering van Royal Plaza.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde is overleden op 15 februari 2019, om 13:45 uur, terwijl het verzoekschrift door Royal Plaza om 13:56 uur is ingediend. Dit roept de vraag op of de vordering ontvankelijk is, aangezien de gedaagde op het moment van indiening al was overleden. Het gerecht heeft overwogen dat de vordering niet-ontvankelijk is, omdat de aantekening van de vordering in het register niet terugwerkende kracht heeft tot het moment van overlijden.
De zaak is verwezen naar de rolzitting van 22 januari 2020, waar alle partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de overwegingen van het gerecht. Het gerecht heeft alle overige beslissingen aangehouden.