ECLI:NL:OGEAA:2019:816
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Geldvordering op basis van een onderhandse akte en dwingend bewijs in een geschil tussen een telecombedrijf en een consument
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap Servicio di Telecomunicacion di Aruba (Setar) N.V. betaling van een bedrag van Afl. 1.133,71 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst voor telecommunicatiediensten, die volgens Setar was aangegaan door de gedaagde bij het ondertekenen van een akte op 28 januari 2015. Setar had de gedaagde eerder gemaand om het verschuldigde bedrag te betalen, maar dit was niet gebeurd. De gedaagde had wel een schuldbekentenis ondertekend, maar betwistte de overeenkomst en stelde dat zij niet op de hoogte was van de betalingsverplichtingen die voortvloeiden uit het ontvangen van een gratis telefoontoestel.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2019 werd duidelijk dat de gedaagde niet was verschenen. Setar stelde dat de akte van 28 januari 2015 dwingend bewijs opleverde van de overeenkomst, zoals vastgelegd in artikel 136 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd om de inhoud van de akte te betwisten. De gedaagde had in het verleden al gebruik gemaakt van de diensten van Setar en had betalingsachterstanden, wat de vordering van Setar verder ondersteunde.
Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde het verschuldigde bedrag moest betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 20 november 2019 door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en is uitvoerbaar bij voorraad.