Uitspraak
:[eiseres],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, wonende in de Verenigde Staten, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens wonende in de Verenigde Staten, met betrekking tot de vereffening van de nalatenschap van de op 15 februari 2019 overleden erflater. Eiseres vordert onder andere dat gedaagde zekerheid stelt voor het beheer van de nalatenschap en dat gedaagde de goederen en schulden van de nalatenschap laat beheren door een door het Gerecht geadviseerde persoon. Gedaagde heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en voert verweer tegen de vorderingen van eiseres, stellende dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota's en producties. Het Gerecht heeft de vorderingen van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gronden zijn om eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang van eiseres bij haar vorderingen voortvloeit uit de aard van de vorderingen en de stellingen die zij heeft ingenomen.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn voor wanbeheer door gedaagde en dat de communicatie tussen partijen niet voldoende is om aan te nemen dat gedaagde de nalatenschap niet naar behoren beheert. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Het vonnis is gewezen op 30 oktober 2019 door mr. A.H.M. van de Leur.