ECLI:NL:OGEAA:2019:843

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
AR AUA201803260
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank voor tekortkomingen bij vestiging van zekerheidsrechten op levensverzekeringen

In deze zaak vorderde [eiseres] dat de bank, Aruba Bank N.V., aansprakelijk werd gesteld voor toerekenbaar tekortschieten in haar contractuele verplichtingen met betrekking tot de vestiging van zekerheidsrechten op levensverzekeringen. De achtergrond van de zaak betreft een hypothecaire lening die [eiseres] en haar overleden echtgenoot [X] bij de bank hadden afgesloten voor de aankoop van een woning. De bank had als zekerheid de cessie van levensverzekeringen bedongen, maar deze cessie was niet correct uitgevoerd. Na het overlijden van [X] op 16 mei 2015, bleek dat de levensverzekeringen niet waren verpand, waardoor [eiseres] in een nadelige positie kwam te verkeren. De rechtbank oordeelde dat de bank tekort was geschoten in haar verplichtingen, omdat zij had nagelaten de vestiging van het zekerheidsrecht op de levensverzekeringen te realiseren. Dit tekortschieten was toerekenbaar aan de bank, en zij werd aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiseres] had geleden door het niet verpanden van de levensverzekeringen. De rechtbank concludeerde dat de bank, als professionele partij, had moeten zorgen voor de vestiging van de zekerheidsrechten, en dat [eiseres] erop mocht vertrouwen dat dit zou gebeuren. De zaak werd aangehouden voor verdere beslissingen over de exacte schadevergoeding.

Uitspraak

Vonnis van 20 november 2019
Behorend bij AUA201803260 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUBA BANK N.V.,
gevestigd te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: de bank,
gemachtigde: mr. L.A.M. van Leeuwe.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift d.d. 12 oktober 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord d.d. 13 maart 2019 met producties;
- de conclusie van repliek d.d. 5 juni 2019;
- de conclusie van dupliek d.d. 11 december 2019 met productie;
- de akte uitlating productie d.d. 9 oktober 2019.
1.2
De datum voor vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Blijkens de overgelegde huwelijksakte (verzoekschrift, prod. 2) is [eiseres] op [huwelijksdatum] gehuwd met de heer [X] (hierna te noemen: [X]).
2.2
Tijdens het huwelijk hebben [Eiseres] en [X] een woning gekocht gelegen te [adres] te Aruba (hierna: de woning). Voor de financiering van de aankoop van de woning hebben [eiseres] en [X] een lening afgesloten bij de bank (hierna te noemen: de lening).
2.3
In verband met de verstrekking van de lening heeft de bank naast de vestiging van een recht van hypotheek op de aan te kopen woning tevens als zekerheden bedongen (i) de cessie van de rechten uit de arbeidsovereenkomst van [X], (ii) de cessie van de rechten uit de brand- en inbraakverzekering en (iii) de cessie van de rechten uit de levensverzekeringen ten name van [X].
2.4
In haar brief van 18 maart 2008 aan de bank heeft Schouten Zekerheid, de assurantietussenpersoon van [X], het volgende geschreven (verzoekschrift, prod. 3):
“Hierbij bevestigen wij u dat wij de aanvraag van de heer [X] voor een risicoverzekering ad 120.000,00 euro in behandeling is bij de verzekeraar Legal & General. De verzekering heeft een duur van 10 jaar en is gelijkblijvend. De polis zal worden verpand aan de Aruba Bank N.V.
Naast bovengenoemde verzekering heeft de heer [X] ons ook opdracht gegeven onderstaande overlijdensrisicoverzekeringen te verpanden aan Aruba Bank N.V. Dit verzoek is momenteel in behandeling bij de verzekeraars.
Winterthur polis 3130818 90.757,00 Eur.
DBV polis 4117330 159.000,00 Eur.”
2.5
De lening is aan [eiseres] en [X] verstrekt en de woning is aan hen geleverd. Op de woning is een hypotheekrecht gevestigd ten behoeve van de bank. Er is ten behoeve van de bank geen zekerheid gevestigd op de rechten uit de hiervoor onder nummer 2.4 genoemde levensverzekeringen, omdat niet aan alle vereisten daarvoor was voldaan.
2.6
Bij beschikking van 15 augustus 2011 van dit gerecht is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke op 10 november 2011 is ingeschreven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand (verzoekschrift, prod. 2).
2.7
Bij brief van 4 december 2012 aan [X] heeft de bank onder meer het volgende geschreven (cva, prod. 2):
“We are in the process of reviewing your mortgage loan # 2411550390 and to update our files, we hereby request you to provide us with the documents indicated below within 14 days from the date of this letter.
* Copy of Life Insurance Policy
* Copy of Fire Insurance Policy
* Proof of Payment (…)”
2.8
Bij brief van 6 november 2013 heeft de bank aan [X] het volgende bericht (cva, prod. 2):
“Our record have shown that still we have not received a copy of the following:
* Copy of the Life Insurance Policy
* Proof of Payment (…)”
2.9
Op 16 mei 2015 is [X] overleden. De openstaande hoofdsom uit hoofde van de lening bedroeg op dat moment US$ 269.614,15.
2.1
In een e-mail van 21 mei 2015 (cvd, prod. 1) schrijft een medewerker van Schouten Zekerheid aan de bank:
“Op het leven van de heer [X] was een tweetal verzekeringen afgesloten, te weten onder de polisnummers 4117330 en 130818, beiden bij Reaal.
De verzekering onder polisnummer 4117330 is in 2011 geroyeerd wegens het niet betalen van de premies. Op deze polis wasgeen verpandingaangetekend (…)
De polis onder nummer 3130818 is op 1 augustus 2011 premievrij gemaakt, ook in verband met het uitblijven van premiebetaling. Omdat in deze verzekering een waarde is opgebouwd is deze niet geroyeerd maar premievrij gemaakt.
De premievrijwaarde bedraagt EUR. 30.974,--. Het polisnummer is overigens in 2003 gewijzigd in: (…). Ook op deze polis staatgeen verpandingaangetekend.”
2.11
In een e-mail die is verzonden zeven minuten na voorgaande e-mail (cvd, prod. 1) bericht de medewerker van Schouten Zekerheid nog aanvullend aan de bank:
“Na enig speurwerk heb ik nog een tweetal verzekeringen boven water gekregen.
Het betreft de door u al eerder genoemde overlijdensrisicoverzekering bij Legal & General, polisnummer 40083071.
Het verzekerd kapitaal bij overlijden is EUR. 120.000,--. Er is voor deze verzekering premie betaald t/m 17 april 2015. (…)”
2.12
Voor zover uit hoofde van de onder nummer 2.4 genoemde levensverzekeringen uitkeringen zijn gedaan, zijn deze niet gebruikt om de lening af te lossen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiseres] vordert dat het gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht verklaart dat de bank toerekenbaar tekort is geschoten in haar contractuele plicht om de door wijlen [X] aan de bank verpande dan wel gecedeerde levensverzekeringen (tijdig) aan de betrokken levensverzekeringsmaatschappijen te laten betekenen;
althans:
b) voor recht verklaart dat de bank toerekenbaar tekort is geschoten in haar jegens [eiseres] in deze te hanteren zorgplicht c.q. in alle redelijkheid en billijkheid jegens [eiseres] opgewekt vertrouwen om de door wijlen [X] aan de bank verpande dan wel gecedeerde levensverzekeringen (tijdig) aan de betrokken levensverzekerings-maatschappijen te (laten) betekenen;
althans:
c) voor recht verklaart dat de bank jegens [eiseres] een onrechtmatige daad heeft begaan door de door wijlen [X] aan de bank verpande dan wel gecedeerde levensverzekeringen (tijdig) aan de betrokken levensverzekeringsmaatschappijen te (laten) betekenen;
alsmede bij alle hierboven alternatieve vorderingen:
d) de bank veroordeelt om aan [eiseres] te betalen het bedrag gelijk aan hetgeen [eiseres] en wijlen [X] op het moment van diens overlijden op 16 mei 2015 aan de bank verschuldigd waren op grond van de hypothecaire lening, vermeerderd met de contractuele hypothecaire rente, al dan niet onder de voorwaarde dat de bank de openstaande schuld voortvloeiende uit deze hypothecaire lening met deze vordering mag verrekenen;
e) de bank te veroordelen in de kosten van het geding;
f) alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.2
Aan deze vorderingen heeft [eiseres], samengevat, ten grondslag gelegd dat de bank een toerekenbare fout heeft gemaakt door voorafgaand aan het verstrekken van de lening de cessie van de rechten uit de levensverzekeringen niet tot stand te brengen (verzoekschrift, 11). Het is gebruikelijk dat bij het verlenen van zekerheid door middel van een cessie van een levensverzekering, deze cessie niet ‘stil’ wordt aangegaan, maar door de bank aan de verzekeraar wordt betekend (verzoekschrift, 15 en 16). De bank heeft door het niet vestigen van een zekerheidsrecht op de levensverzekeringen niet alleen gehandeld in strijd met de contractuele afspraken, maar ook in strijd met de op haar rustende zorgplicht (verzoekschrift, 17).
3.3
De bank heeft, samengevat, het volgende verweer gevoerd:
a. a) De bank heeft de zekerheden in verband met de verstrekking van de lening in haar eigen belang bedongen. De cessie van de levensverzekeringen strekte dan ook tot bescherming van de rechten van
de bankin geval van overlijden van [X] (cva, 7). De bank heeft om die reden, zo begrijpt het gerecht, geen verplichtingen jegens [eiseres] geschonden.
b) Tussen partijen was niet afgesproken dat de bank zou zorgen voor de vestiging van de betreffende pandrechten op de levensverzekeringen (cva, 8); dit was een eigen verantwoordelijkheid van [X] (cva, 12).
c) In verband met de hypotheekverlening aan [X] en [eiseres] rustte er geen bijzondere zorgplicht op de bank, zodat van een schending daarvan ook geen sprake kan zijn (cva, 15 e.v.).
d) Anders dan [Eiseres] stelt, kan de schade die zij door het niet verpanden van de levensverzekeringen heeft geleden niet worden begroot op het bedrag van de openstaande hoofdsom van de lening. De schade bedraagt hooguit, zo begrijpt het gerecht het verweer op dit punt, het bedrag dat na het overlijden van [X] daadwerkelijk uit hoofde van de levensverzekeringen wegens het overlijden van [X] is uitgekeerd.
3.4
Het gerecht zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingaan op de grondslagen van de vordering en op he daartegen gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Bij de beoordeling stelt het gerecht het volgende voorop. Partijen hebben in deze procedure in de processtukken geen informatie verstrekt over de essentialia van de lening. Evenmin is het schriftelijke contract waarin de inhoud van de lening is neergelegd, als productie overgelegd. Het gerecht begrijpt echter uit de stellingen van partijen dat [eiseres] en [X] samen een hypothecaire lening bij de bank hebben gesloten, dat de geleende som aan hen beiden is verstrekt, dat de bank rente had bedongen over de geleende som, dat de hoofdsom op enig moment moest worden terugbetaald en dat [eiseres] en [X] beiden hoofdelijk voor de betaling van de rente en de terugbetaling van de lening aansprakelijk waren. Voorts begrijpt het gerecht uit de stellingen van partijen en de inhoud van de brief d.d. 18 maart 2018 van Schouten Zekerheid aan de bank, dat de levensverzekeringen die in zekerheid zouden worden gegeven de reeds bestaande verzekeringen waren met de polisnummers 4117330 en 130818 alsmede de verzekering met polisnummer 40083071, die in verband met het aangaan van de lening bij Legal & General was gesloten.
4.2
De vraag waar het in dit geschil om draait, is of op de bank in de contractuele relatie jegens [eiseres] de verplichting lag om er voor zorg te dragen dat de door de bank bedongen zekerheden, en in het bijzonder de bedongen cessie van de levens-verzekeringen, ook daadwerkelijk werden gevestigd.
4.3
Bij de beantwoording van die vraag geldt als uitgangspunt dat de bank als schuldeiser de door haar bedongen zekerheden wenste te verkrijgen ter bescherming van haar eigen belang, te weten: de voldoening van de rente- en aflossingsverplichtingen uit hoofde van de lening indien die verplichtingen niet langer vrijwillig werden nagekomen. Zoals de bank terecht heeft gesteld (cva, nr. 7) strekte de bedongen cessie van de rechten uit de levensverzekeringsovereenkomsten er in het bijzonder toe om de rechten van de bank veilig te stellen in geval van overlijden van [X].
4.4.1
De omstandigheid dat banken bij de financiering van de aankoop van een woning in hun eigen belang hypothecaire en eventuele aanvullende zakelijke zekerheden bedingen, wil niet zeggen dat slechts de bank als schuldeiser een belang heeft bij de verstrekking van die zekerheden en dat de debiteur(en) daarbij geen belang zou(den) hebben. Daartoe geldt het volgende.
4.4.2
De financiering van de aankoop van een woning door een particulier brengt over het algemeen mee dat die particulier een hoge schuld aangaat die, in verhouding tot zijn inkomen, aanzienlijke maandlasten aan rente en eventuele maandelijkse aflossingen meebrengt. De lening wordt over het algemeen voor een lange periode aangegaan. In die periode kunnen er talrijke wijziging plaatsvinden in de persoonlijke situatie van de debiteur (het verlies van een baan of een echtscheiding), die van invloed zijn op zijn mogelijkheden om aan zijn verplichtingen jegens de bank uit hoofde van de lening te voldoen. Dat is nu juist één van de redenen waarom de bank zakelijke zekerheden bedingt als voorwaarde voor de verstrekking van de lening.
4.4.3
Indien zich, zoals in onderhavige zaak, voor een schuld twee debiteuren hoofdelijk verbinden, dan is op het moment van het sluiten van de lening bovendien voorzienbaar dat zich tijdens de looptijd van de lening veranderingen van omstandigheden kunnen voordoen aan de zijde van één debiteur - zoals bijvoorbeeld een faillissement of het overlijden - waardoor die debiteur niet langer in staat zal zijn om de verplichtingen uit de lening na te komen. Dit kan ten gevolge hebben dat er op de mededebiteur feitelijk een zwaardere verplichting komt te rusten dan voorheen feitelijk op hem lag. Het is daarbij niet ondenkbaar dat die mededebiteur niet in staat zal zijn om die verplichtingen in het vervolg alleen na te komen. Om die reden heeft ieder der debiteuren er een zelfstandig belang bij dat de door de bank bedongen zekerheden ook daadwerkelijk worden gevestigd, zodat ook voor hen zeker is dat deze kunnen dienen om de schuld zoveel als mogelijk af te lossen indien zich een dergelijke wijziging van omstandigheden bij de ene debiteur voordoet en de mededebiteur niet langer alleen in staat zal zijn om de verplichtingen uit de overeenkomst aan de bank te voldoen.
4.5.1
In onderhavige geval waren [eiseres] en [X] beiden als debiteur hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van de rente en aflossing op de lening. Nu partijen daaromtrent niet anders hebben gesteld, gaat het gerecht er vanuit dat [X] in de onderlinge verhouding tot [eiseres] gehouden was mede zorg te dragen voor de nakoming van de verplichtingen uit de lening. [X] en [eiseres] zijn na het sluiten van de lening gescheiden en [X] is vervolgens overleden.
4.5.2
Het is het gerecht uit tal van andere procedures die bij dit gerecht zijn gevoerd, ambtshalve bekend dat de nalatenschap van [X] negatief is en beneficiair door de erfgenamen is aanvaard. Dat brengt mee dat [eiseres] thans na het overlijden van [X] alleen jegens de bank is verbonden om de verplichtingen uit de lening te voldoen.
4.5.3
Door de bank is niet gesteld dat, gezien de specifieke omstandigheden van dit geval - zoals bijvoorbeeld het inkomen dan wel vermogen van [eiseres] en de interne draagplicht die tussen [eiseres] en [X] was afgesproken -, de positie van [eiseres] door de scheiding en het overlijden van [X] niet zou zijn verslechterd (uit hetgeen het gerecht uit andere procedures ambtshalve bekend is volgt het tegendeel, omdat [eiseres] tijdens het aangaan van de lening geen inkomen had en [X] en [eiseres] - die buiten gemeenschap van goederen waren gehuwd - er bij het aangaan van de lening van uitgingen dat de verplichtingen jegens de bank door [X] zouden worden gedragen).
4.6
De beoogde vestiging van een zekerheidsrecht op de levensverzekeringen van [X] diende gezien het voorgaande niet alleen het belang van de bank in geval van overlijden van [X]. Omdat [eiseres] na het overlijden van [X] als mededebiteur aansprakelijk blijft voor de nakoming van alle verplichtingen uit de lening, was het vestigen van die zekerheidsrechten op de rechten uit de levensverzekeringen ook in haar belang. Dit geldt temeer nu [eiseres] en [X] in 2011 zijn gescheiden en [X] nadien is hertrouwd, zodat door het vestigen van een zekerheidsrecht zou zijn veilig gesteld dat ook na de echtscheiding de uitkeringen in geval van overlijden zouden worden aangewend ter aflossing van de lening in plaats van dat de verzekerde sommen zouden worden uitgekeerd aan de nieuwe echtgenote. Dat geldt eens temeer voor de verzekering bij Legal en General die speciaal was gesloten met de bedoeling om als zekerheid voor de lening te dienen.
4.7.1
De vraag is dan vervolgens of de bank op grond van de contractuele verhouding jegens [eiseres] gehouden was om ervoor te zorgen dat de door haar bedongen cessie van de levensverzekeringen ook daadwerkelijk hun beslag zouden krijgen, althans dat op haar de verplichting lag om zich dit belang van [eiseres] als mededebiteur aan te trekken. Het gerecht beantwoordt die vraag bevestigend.
4.7.2
Het was mede in het belang van de bank dat [eiseres] zich als mededebiteur heeft verbonden voor de voldoening van de verplichtingen uit hoofde van de lening. Na het overlijden van [X] houdt de bank [eiseres] dan ook - terecht - volledig aansprakelijk voor de voldoening van de verplichtingen uit de lening. Als professionele partij, die zich op grond van haar ervaring bewust was welke wijzigingen zich in de persoonlijke omstandigheden van [eiseres] en [X] konden voordoen en welke risico’s daaruit zouden voortvloeien, wist de bank ten tijde van het aangaan van de lening (althans had zij behoren te weten) dat niet alleen de bank, maar ook [eiseres] in geval van overlijden van [X] belang had bij de cessie tot zekerheid van de levensverzekeringen. Alleen op die wijze kon immers worden zeker gesteld dat de uitkeringen krachtens die verzekeringen in geval van overlijden van [X] daadwerkelijk zouden worden aangewend ter aflossing van de lening. De bank diende zich te realiseren dat [eiseres] dat belang zelf mogelijk ook inzag en dat zij om die reden de vestiging van die zekerheidsrechten zelf eveneens gerealiseerd wilde hebben.
4.7.3
Nadat [X] en [eiseres] hun assurantietussenpersoon hadden geïnformeerd over de overeengekomen cessie met betrekking tot de reeds gesloten verzekeringen en nog te sluiten verzekering, mocht [Eiseres] er in beginsel vanuit gaan dat – zonder nader tegenbericht van de bank – de cessie door de assurantiepersoon en de bank zou worden afgerond en dat deze ervoor zouden zorgen dat aan alle voorwaarden voor de totstandkoming van een geldige cessie zou worden voldaan. De bank en de assurantietussenpersoon zijn immers, anders dan [eiseres] en Nagetgaal, professionele partijen met voldoende juridische kennis omtrent de wijze waarop voldaan kan worden aan het vereiste dat de verzekeringen tot zekerheid worden gecedeerd. Dat de bank en de tussenpersoon hiervoor zouden zorgen, mochten [eiseres] en [X] ook afleiden uit het rechtstreekse contact dat blijkens de brief van 18 maart 2008 bestond tussen de bank en de tussenpersoon omtrent het vestigen van een zekerheidsrecht op de rechten uit de levensverzekeringen.
4.7.4
Daar komt in onderhavig geval nog bij dat op grond van de toepasselijke regels van interregionaal privaatrecht de in Nederland gesloten verzekeringen, anders dan krachtens Arubaanse wetgeving, niet tot zekerheid konden worden gecedeerd, maar dat aan de door de bank gestelde voorwaarde slechts tegemoet kon worden gekomen door vestiging van een pandrecht op de vorderingen. Het moet voor de bank zonder meer duidelijk zijn geweest dat [X] en [eiseres] niet over de juiste juridische kennis beschikten om dit alles in goede banen te leiden. Dat de bank er zelf vanuit ging dat zij de verpanding in orde zou maken, volgt uit het hiervoor vermelde rechtstreekse contact tussen Schouten Zekerheid en de bank omtrent de cessie van de levensverzekeringen.
4.8
Nu enerzijds de bank als professionele partij wist dat [eiseres] een zelfstandig belang had bij het vestigen van het zekerheidsrecht op de levensverzekeringen en anderzijds [eiseres] erop mocht vertrouwen dat de bank voor de vestiging van die zekerheidsrechten zorg zou dragen, lag op de bank de verplichting om de vestiging van die zekerheidsrechten ook daadwerkelijk tot stand te brengen. Op het moment dat de bank de lening verstrekte, mocht [eiseres] er daarom van uit gaan dat aan het vereiste van de cessie was voldaan. Dit was immers een voorwaarde voor de verstrekking van de lening. [eiseres] hoefde niet te verwachten dat de bank tot verstrekking van de lening zou overgaan zonder dat de bedongen zekerheden waren gevestigd. Indien de bank op dat moment van oordeel was dat op [X] en [eiseres] de verplichting lag om alsnog de verpanding van de verzekeringen in orde te maken, dan had mogen worden verwacht dat zij [X] en [eiseres] daaromtrent hadden geïnformeerd. Voor [eiseres] was er dan ook geen reden om ten tijde van de verstrekking van de lening te controleren of daadwerkelijk een zekerheidsrecht was gevestigd op de verzekeringen. Ook zijn door de bank geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [eiseres] na het verstrekken van de lening redenen had om eraan te twijfelen of de rechten uit de levensverzekeringen tot zekerheid aan de bank waren verstrekt en dat om die reden van haar had mogen worden verwacht dat zij ervoor had zorg gedragen dat die zekerheid alsnog zou worden gevestigd.
4.9
De slotsom van het voorgaande is dan ook dat de bank ten onrechte heeft nagelaten om de vestiging van het zekerheidsrecht op de rechten uit de levensverzekeringen tot stand te brengen en aldus jegens [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, zoals die mede door de redelijkheid en billijkheid worden aangevuld. Nu dit verwijtbaar is, kan dit aan de bank worden toegerekend. De bank is dan ook aansprakelijk voor de schade die [eiseres] heeft geleden doordat de overeengekomen verzekeringen niet in pand zijn gegeven aan de bank, waardoor de uitkeringen ten goede zijn gekomen aan de echtgenote van [X] met wie hij ten tijde van zijn overlijden was gehuwd.
4.1
De vraag of partijen al dan niet uitdrukkelijk hadden afgesproken dat de bank de zekerheid in orde zou maken (zoals door [eiseres] gesteld en door de bank betwist) behoeft, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, geen beantwoording. Nu het gerecht de verplichting van de bank niet grond op een (bijzondere) zorgplicht, behoeft al hetgeen partijen op dat punt hebben gesteld evenmin bespreking.
4.11
Het voorgaande brengt mee dat de vordering, zoals weergegeven in nummer 3.1 onder a), om voor recht te verklaren dat de bank toerekenbaar tekort is geschoten in haar contractuele verplichtingen hierna zal worden toegewezen. Het gerecht begrijpt de vordering aldus dat zij tot strekking heeft om voor recht te verklaren dat de bank tekort is geschoten in haar verplichting om de akte tot verpanding te laten betekenen (en niet, zoals gevorderd, de levensverzekeringen zelf) en zal de gevorderde verklaring voor recht aldus toewijzen.
4.12
De bank is slechts aansprakelijk voor de schade die in causaal verband staat met haar tekortkoming. De schade bestaat niet uit het bedrag van de ten tijde van het overlijden van [X] nog openstaande hoofdsom, maar op het bedrag dat uit hoofde van de levensverzekeringen aan de bank zou zijn uitgekeerd, indien tot een rechtsgeldige verpanding was overgegaan. Volgens de bank is de polis met nummer 4117330 in 2011 geroyeerd wegens het niet betalen van de premies en is de polis met nummer 3130181 premie vrijgemaakt. [eiseres] heeft dit betwist (cvr, 18).
4.13
In de e-mail d.d. 21 mei 2015 van Schouten Zekerheid aan de Arubank (cvd, prod. 1) schrijft de medewerker van Schouten Zekerheid dat de polis met nummer 4117330 is geroyeerd wegens het niet betalen van de premies. De polis met nummer 3130818 is blijkens die e-mail premievrij gemaakt met een premievrijwaarde van EUR 30.974,00. Voor de verzekering bij Legal en General met nummer 40083071 is blijkens de e-mail tot en met 17 april 2015 premie betaald. De polis had een verzekerd kapitaal bij overlijden van EUR 120.000,00.
4.14
In de akte uitlating producties heeft [eiseres] erkend dat de polis met nummer 4117330 is geroyeerd. Het gerecht gaat ervan uit dat op grond van deze verzekering geen uitkering is gedaan wegens het overlijden van [X]. [eiseres] heeft door het niet verpanden van deze polis dan ook geen schade geleden. Het gerecht begrijpt uit de stellingen van partijen dat wegens het overlijden van [X] op de polis met nummer 40083071 een bedrag van EUR 120.000,00 diende te worden uitgekeerd en dat op grond van de polis met nummer 3130818 een bedrag van EUR 30.974,00 diende te worden uitgekeerd.
Nu partijen zelf niets expliciet hebben gesteld omtrent de bedragen die uit hoofde van de verzekeringen moesten worden uitgekeerd dan wel zijn uitgekeerd, zal het gerecht partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de vraag welke bedragen wegens het overlijden van [X] uit hoofde van de polissen met de nummers 40083071 en 3130818 dienden te worden uitgekeerd dan wel daadwerkelijk zijn uitgekeerd.
Welk bedrag onder de polis met nummer 330597900 is uitgekeerd (zie de stelling van [eiseres] in de akte uitlating producties, nummer 4) is niet relevant. Uit hetgeen hiervoor onder nummer 4.1 is overwogen, volgt dat het kennelijk niet de bedoeling was van partijen om ook de rechten uit hoofde van deze polis aan de bank in zekerheid te geven.
4.15
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 15 januari 2020 voor het nemen van een akte aan de zijde van beide partijen met de doeleinden zoals omschreven in nummer 4.14;
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.