Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
Onderwerp: opzegging dienstverband
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een verzoeker en de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba. De verzoeker, die sinds 1 augustus 2011 in dienst was van het Land, werd geconfronteerd met een opzegging van zijn dienstverband per 31 januari 2018. De opzegging volgde na een regeringswisseling en werd door het Land als een eenzijdige rechtshandeling gepresenteerd. De verzoeker stelde dat de opzegging niet voldeed aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, en dat hij recht had op zijn achterstallige loon, het Gelijk Bedrag en de Bashi-premie, evenals een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
Het Gerecht oordeelde dat de verzoeker, ondanks de opzegging, gerechtvaardigd mocht aannemen dat hij in loondienst was gebleven na 17 november 2017. Het Gerecht concludeerde dat de opzegging niet voldeed aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, en dat het Land zich als goed werkgever had moeten gedragen. De verzoeker had recht op een schadevergoeding, die werd vastgesteld op Afl. 35.000,--, rekening houdend met zijn leeftijd, de duur van het dienstverband en zijn laatstelijk genoten salaris. Daarnaast werd het Land veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de bijbehorende wettelijke rente. De kosten van de procedure werden ook aan het Land opgelegd.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers om zich te houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur en de eisen van redelijkheid en billijkheid bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten, vooral in het licht van de omstandigheden van de werknemer.