ECLI:NL:OGEAA:2020:1

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
AUA201904197
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van jaaropgaven en medewerking aan belastingaangifte door gewezen echtgenoten

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiseres, de gewezen echtgenote van gedaagde, een kort geding aangespannen. Eiseres vordert dat gedaagde zijn medewerking verleent aan het indienen van gezamenlijke belastingaangiften over de jaren 2009 tot en met 2018. Eiseres stelt dat zij mede-aansprakelijk is voor de door de Servicio di Impuesto Aruba (SIAD) opgelegde ambtshalve aanslagen, omdat er gedurende de betreffende jaren geen aangifte inkomstenbelasting is gedaan. Eiseres heeft gedaagde herhaaldelijk verzocht om zijn jaaropgaven, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven.

Tijdens de zitting op 12 december 2019 heeft gedaagde geen verweer gevoerd en aangegeven een advocaat te willen inschakelen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde niet in zijn recht is gekomen om rechtsbijstand te verkrijgen en dat hij de vorderingen van eiseres niet heeft bestreden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van eiseres bij haar vordering evident is, gezien de mogelijke gevolgen van de belastingaanslagen voor de echtelijke woning.

Het Gerecht heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld om binnen zeven werkdagen na betekening van het vonnis de jaaropgaven over de jaren 2009 tot en met 2018 aan eiseres af te geven en de aangifteformulieren mede te ondertekenen. Tevens is een dwangsom van Afl. 500,- per dag opgelegd voor het geval gedaagde niet aan deze verplichting voldoet. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Vonnis van 8 januari 2020
Behorend bij K.G. nr. AUA201904197
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
wonend in Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
[Gedaagde],
wonend in Aruba, te [adres],
hierna ook te noemen: gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 2 december 2019;
- de nadere productie zijdens eiseres;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op
12 december 2019;
- het e-mailbericht van 18 december 2019 van de gemachtigde van eiseres, waarin te
kennen wordt gegeven dat partijen geen regeling hebben bereikt en het Gerecht
verzocht wordt om vonnis te wijzen.
1.2
Vonnis is hierna bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn gewezen echtelieden.
2.2
Over de jaren 2009 tot en met 2018 hebben partijen geen aangifte inkomstenbelasting gedaan. De Servicio di Impuesto Aruba (hierna: SIAD) heeft over die periode ambtshalve aanslagen opgelegd. Uit dien hoofde heeft de Ontvanger een vordering van Afl. 141.602,26 op partijen.
2.3
Bij brief van 14 februari 2019 heeft eiseres de werkgever van gedaagde het volgende verzocht:
“(…) Cliente is de gewezen echtgenote van een uwer werknemers, de heer [gedaagde].
Cliente is door de SIAD mede-aansprakelijk gesteld voor een aanzienlijk bedrag aan openstaande belastingschulden, welke zijn ontstaan door ambtshalve opgelegde aanslagen vanwege het niet indienen van de aangiftes van de heer [gedaagde].
Cliente is thans bezig om met een belastingconsulent te trachten de aanslagen aan te vechten, maar dient daartoe wel te beschikken over de jaaropgaven van de heer [gedaagde] over de jaren 2009 tot en met 2018. Vanwege de sedert de echtscheiding ontstane stroeve verhouding tussen cliente en de heer [gedaagde], gelukt het cliente maar niet om de benodigde jaaropgaven van hem te verkrijgen. Cliente lijdt hierdoor potentieel schade, omdat de echtelijke woning door de SIAD kan worden beslagen voor verhaal van de belastingschuld.
Om voornoemde redenen wordt namens cliente dan ook vriendelijk verzocht om de afgifte van de jaaropgaven van de heer [gedaagde] over de jaren 2009 tot en met 2018. (…)”
De werkgever heeft eiseres daarop te kennen gegeven dat zij zonder volmacht of toestemming van gedaagde aan eiseres geen afschriften van de desbetreffende jaaropgaven kan verstrekken.
2.4
Bij brief van 26 februari 2019 heeft eiseres gedaagde verzocht om zijn jaaropgaven over de jaren 2009 tot en met 2018 aan haar te overhandigen dan wel toestemming te geven dat zijn werkgever afschriften daarvan aan haar overhandigt. Bij brief van 15 maart 2019 heeft eiseres gedaagde gemaand om voor 22 maart 2019 de verzochte medewerking te verlenen. Gedaagde heeft daaraan niet voldaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert dat het Gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt om:
binnen zeven werkdagen na het in dezen uit te spreken vonnis, zijn volledige medewerking te verlenen aan het indienen van de met eiseres gezamenlijk in te vullen en in te dienen jaaraangiften over de jaren 2009 tot en met 2018, in die zin dat gedaagde de jaaropgaven over de jaren 2009 tot en met 2019 afgeeft of doet afgeven aan eiseres, zodat de aangiften over genoemde jaren kunnen worden ingevuld, en dat gedaagde deze ter indiening zal medeondertekenen, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
3.2
Aan deze vordering legt eiseres ten grondslag dat gedaagde, door geen medewerking te verlenen aan het doen van aangifte inkomstenbelasting, jegens haar onrechtmatig handelt, als gevolg waarvan zij schade lijdt. Eiseres voert in dit verband aan dat partijen als gewezen echtelieden gezamenlijk aansprakelijk zijn voor de ambtshalve door SIAD opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en dat deze aanslagen door het alsnog indienen van op de jaaropgaven van gedaagde gegronde aangiften kunnen worden verlaagd.
3.3
Gedaagde is weliswaar ter zitting verschenen, maar hij heeft geen verweer gevoerd. Hij heeft te kennen gegeven een advocaat in de arm te willen nemen om hem in deze zaak bij te staan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van eiseres bij haar vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
De oproeping voor de behandeling ter zitting op 12 december 2019 is op 4 december 2019 aan gedaagde in persoon betekend, waarbij hem een afschrift is verstrekt van het verzoekschrift van eiseres. Gedaagde heeft niet gesteld dat en waarom hij niet in de gelegenheid is geweest om in rechtsbijstand te voorzien. Verder is de zaak ter zitting een week aangehouden, om partijen in de gelegenheid te stellen onderling een regeling te treffen. Gedurende deze periode heeft gedaagde kennelijk evenmin van de gelegenheid gebruik gemaakt om een advocaat in de arm te nemen. Dat gedaagde geen verweer heeft gevoerd komt onder deze omstandigheden en gelet op het spoedeisend karakter van deze procedure voor zijn rekening en risico.
4.3
Gedaagde heeft de vorderingen van eiseres en de daaraan ten gronde gelegde stellingen niet bestreden. Die vorderingen, die overigens onrechtmatig noch ongegrond voorkomen, zullen daarom op na te melden wijze worden toegewezen.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij zal gedaagde worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
beveelt gedaagde om binnen zeven werkdagen na betekening van dit vonnis afschriften van zijn jaaropgaven over de jaren 2009 tot en met 2018 aan eiseres af te geven en de aangifteformulieren inkomstenbelasting over deze jaren mede te ondertekenen;
5.2
bepaalt dat gedaagde ten behoeve van eiseres een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde het hiervoor onder 5.1 vermelde bevel niet opvolgt en tot een maximum van Afl. 10.000,-;
5.3
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 240,- aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 januari 2020 in aanwezigheid van de griffier.