ECLI:NL:OGEAA:2020:112

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
AUA201901761
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beëindigingsverklaringen en doorbetaling loon afgewezen; dwang; misbruik van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een verzoeker en de naamloze vennootschap MIMI COMPUTER & BUSINESS PRODUCTS N.V. (hierna: MC). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.G. Figaroa, heeft verzocht om vernietiging van beëindigingsverklaringen en doorbetaling van loon. De verzoeker stelt dat hij zijn dienstverband bij MC onder dwang en misbruik van omstandigheden heeft opgezegd op 14 februari 2019, en dat hij deze opzegging bij schrijven van 18 februari 2019 heeft vernietigd. MC, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.J. Pieters, heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De verzoeker heeft zijn vordering onderbouwd met de stelling dat de beëindiging van zijn dienstverband niet rechtsgeldig was, terwijl MC heeft betoogd dat er een overeenkomst was bereikt over een beëindigingsvergoeding. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker na 14 februari 2019 niet meer voor MC heeft gewerkt en geen loon heeft ontvangen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de beëindiging onder dwang heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft het Gerecht vastgesteld dat partijen een beëindigingsvergoeding zijn overeengekomen, die door MC is betaald en door de verzoeker is aanvaard. De vorderingen van de verzoeker zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.

Uitspraak

Beschikking van 10 maart 2020 (bij vervroeging)
Behorend bij E.J. AUA201901761
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [naam verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen
de naamloze vennootschap
MIMI COMPUTER & BUSINESS PRODUCTS N.V.,
h.o.d.n.
MY COMPUTER,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: MC,
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 20 augustus 2019.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [naam verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde en MC bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [naam directeur MC] (directeur van MC). [Naam verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een voorgedragen pleitnota. MC heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [naam verzoeker], en dat eveneens onder overlegging van een voorgedragen pleitnota.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
naam verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat de beëindigingsverklaringen van 14 februari 2019 rechtsgeldig bij schrijven van 18 februari 2019 namens [naam verzoeker] zijn vernietigd;
b. MC veroordeelt tot betaling van het loon gerekend vanaf 14 februari 2019 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente; althans
c. te dezen enige ander juist voorkomende beslissing neemt;
d. MC veroordeelt in de proceskosten.
2.2
MC voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [naam verzoeker] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voorzover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende. [Naam verzoeker] is per 1 maart 2014 krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van MC in de functie van Purchasing Agent tegen een laatstelijk bruto maandloon van Afl. 2.400,--. [naam verzoeker] heeft vanaf na 14 februari 2019 niet meer gewerkt voor MC, en hij heeft sindsdien geen loon meer van MC ontvangen.
3.2
Kort gezegd legt [naam verzoeker] aan zijn vordering de stelling ten grondslag dat hij op 14 februari 2019 zijn dienstverband bij MC tegen zijn wil onder dwang dan wel misbruik van omstandigheden zijdens MC heeft opgezegd, op grond waarvan hij bevoegd was die opzegging of beëindigingsverklaring buitengerechtelijk te vernietigen bij schrijven van 18 februari 2019. Die stelling mist in het licht van het gemotiveerde verweer van MC voldoende nadere onderbouwing. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
3.3
MC heeft in het licht van vorenstaande gesteld dat partijen ter zake van een mogelijke beëindiging van hun arbeidsovereenkomst aan tafel zijn gaan zitten en hebben onderhandeld over een in dat verband door MC aan [naam verzoeker] te betalen beëindigingsvergoeding. Verder heeft MC tegen die achtergrond gesteld dat [naam verzoeker] aanvankelijk niet akkoord ging met het aanbod van MC inhoudende een vergoeding gelijk aan 4 maandsalarissen, maar daarna - na een telefoontje gevoerd te hebben met zijn vriendin - wel akkoord ging met een vergoeding gelijk aan 5 maandsalarissen. In het licht van die naar het oordeel van het Gerecht overigens niet of onvoldoende bestreden stellingen had het op de weg van [naam verzoeker] gelegen zijn hiervoor vermelde stelling nader te onderbouwen. Daar komt bij dat de als productie 3 en 4 bij het verzoekschrift overgelegde documenten kennelijk naar aanleiding van het door partijen bereikte akkoord zijn ondertekend door partijen gezamenlijk, waardoor zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet valt in te zien dat sprake is van een eenzijdige opzegging of beëindigingsverklaringen zoals gesteld door [naam verzoeker]. Gesteld noch gebleken is immers met name dat MC die documenten slechts voor ontvangst of gezien heeft ondertekend.
3.4
Bij dit alles komt verder dat partijen uitvoering hebben gegeven aan de gemaakte afspraken: [naam verzoeker] is na zijn vertrek op 14 februari 2019 bij MC aldaar niet meer verschenen terwijl MC de overeengekomen beëindigingsvergoeding gelijk aan 5 maal het maandloon van [naam verzoeker] onverwijld aan hem heeft betaald, welke betaling [naam verzoeker] zonder protest in ontvangst heeft genomen en nimmer heeft gerestitueerd aan MC.
3.5
In het licht van al die feitelijkheden mocht MC er naar het oordeel van het Gerecht in elk geval gerechtvaardigd op vertrouwen dat sprake was van een overeengekomen beëindiging van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst per 14 februari 2019, en hoefde zij geen nader onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag of de aan MC gerichte verklaringen van [naam verzoeker] die hebben geleid tot die overeenkomst wel overeenstemden met zijn wil.
3.6
De slotsom luidt dat de vorderingen van [naam verzoeker] zullen worden afgewezen. [Naam verzoeker] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van MC, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [naam verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [naam verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van MC, tot aan deze uitspraak op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 10 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.