ECLI:NL:OGEAA:2020:114

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
495 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen in het openbaar

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 februari 2020 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. De verdachte had het vuurwapen in het openbaar bij zich, namelijk in de zitting van zijn motorfiets, en heeft daarmee in de lucht geschoten nabij een bar/restaurant waar op dat moment meerdere mensen aanwezig waren. De zaak kwam ter terechtzitting op 17 januari 2020, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Vaders. De officier van justitie, mr. W. Bos, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.

De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een werkend pistool op of omstreeks 27 april 2019 in Aruba. Het Gerecht heeft de getuigenverklaringen van twee getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks het verweer van de verdediging dat deze verklaringen inconsistent waren. De getuigen verklaarden dat de verdachte met een zwart vuurwapen in de lucht had geschoten en dat hij was weggereden op zijn motorfiets. Het Gerecht achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en verwierp het verweer van de verdediging.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het Gerecht hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de impact op de samenleving. De verdachte werd ook veroordeeld tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen, zoals gelden en een mobiele telefoon, maar het Gerecht was niet in staat te beslissen over andere in beslag genomen voorwerpen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door zittingsgriffier mr. L.H. Hoogenbergen.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/05625
Zaaknummer: 495 van 2019
Uitspraak: 7 februari 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 , in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Vaders, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 april 2019 in Aruba, voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een werkend pistool, in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 april 2019 in Aruba, voorhanden heeft gehad een vuurwapen
, te weten een werkend pistool, in elk geval een vuurwapenals bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij voert daartoe - zakelijk weergegeven - aan dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] (hierna: de getuige [getuige 1]) en [getuige 2] (hierna: de getuige [getuige 2] onbetrouwbaar zijn. De verklaringen van de getuige [getuige 1] zijn inconsistent en tegenstrijdig. De getuige [getuige 2] heeft zijn verklaring die hij telefonisch heeft afgelegd niet willen ondertekenen en heeft bij de rechter-commissaris en ter zitting die verklaring niet bevestigd. Voornoemde getuigenverklaringen kunnen derhalve niet tot bewijs worden gebezigd, aldus de raadsvrouw.
Op grond van de stukken in het dossier stelt het Gerecht het volgende vast.
Op 27 april 2019 omstreeks 03:16 uur wordt de politie surveillance door de Sectie Centrale Post verzocht om naar [bar/restaurant] (bar/restaurant in [gehucht]) te gaan in verband met een persoon die een vuurwapen bij zich zou hebben. Ter plaatse spreken de desbetreffende politieambtenaren met een onbekende man die een persoon met een oranje T-shirt op een motorfiets aanwijst en hen vertelt dat die persoon een vuurwapen voorhanden heeft. Een van de politieambtenaren rent richting de persoon op de motorfiets en grijpt naar zijn hand, waarop de persoon zijn hand wegrukt en wegrijdt. De verdachte wordt later door voornoemde politieambtenaren zonder aarzeling bij een fotoconfrontatie aangewezen als zijnde de persoon die op zijn motorfiets wegreed. Tevens werden er ter plaatse zes hulzen gevonden.
Het Gerecht acht - met de officier van justitie - het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het Gerecht overweegt in het bijzonder het volgende.
Voornoemde politieambtenaren hebben in hun proces-verbaal van bevindingen vermeld dat de getuige [getuige 1] hen die nacht heeft medegedeeld dat de persoon die zij wilden vasthouden [verdachte] betreft, dat [verdachte] die nacht met een zwarte vuurwapen verschillende keren in de lucht heeft geschoten en dat hij een zwarte motorfiets van het merk [merk] heeft.
De getuige [getuige 1] heeft dezelfde dag op 27 april 2019 in de middaguren - samengevat - het volgende aan de recherche verklaard. Op 27 april 2019 stond hij in de nachtelijke uren met een aantal vrienden buiten bij [bar/restaurant]. Op een gegeven moment kwam de voor hem bekende [verdachte] (naar het Gerecht begrijpt: de verdachte) vanuit [bar/restaurant]. [verdachte] dacht dat er een probleem was tussen twee personen die buiten stonden en schreeuwde: “Ki ta pasando. Ki ta pasando?”. Vervolgens liep [verdachte] naar zijn motorfiets en haalde een zwart vuurwapen uit de zitting van die motorfiets, waarmee hij zes keer in de lucht schoot. Hierna stapte [verdachte] op zijn zwarte motorfiets van het merk [merk] en reed weg. Na enkele minuten kwam [verdachte] terug op zijn motorfiets. Een politieambtenaar die ter plaatse was wilde [verdachte] vasthouden, maar hij trok op en reed weg. Hij heeft van [getuige 2] (naar het Gerecht begrijpt: de getuige [getuige 2]) vernomen dat hij [verdachte] ook in de lucht heeft zien schieten.
De getuige [getuige 1] heeft deze verklaring bij de recherche gelezen en ondertekend.
De getuige [getuige 2] heeft op 27 april 2019 telefonisch – samengevat - het volgende aan de recherche verklaard. Op 27 april 2019 in de nachtelijke uren bevond hij zich buiten bij [bar/restaurant]. Hij zag daar een onbekende man naast een motorfiets staan. Deze persoon heeft een bruine huidskleur en een bruine baard, is kaalgeschoren en had een oranje T-shirt aan. Deze persoon schreeuwde luidkeels:”Mi ta tira, mi ta tira”. Hij zag dat die persoon een zwart vuurwapen ter hand nam en hiermee drie of vier keer in de lucht schoot. Hierna had die persoon het vuurwapen in zijn broeksband gestopt, stapte op zijn motorfiets van het merk [merk] en reed weg. Na enkele minuten kwam hij terug op zijn motorfiets. Toen hij voor [bar/restaurant] stopte, ging de politie achter hem staan. Hij reed toen weg.
Het Gerecht acht voornoemde verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] - zoals afgelegd kort na het schietincident tegenover de politie - betrouwbaar en gaat daar van uit. De verklaringen zijn gedetailleerd en ondersteunen elkaar op cruciale punten en worden bovendien ondersteund door de aangetroffen hulzen. Het Gerecht ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van voornoemde getuigenverklaringen te twijfelen. Dat er verschillen zijn in de verklaringen, zoals is aangevoerd door de verdediging, tast de kern van die verklaringen niet aan. Dat de getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris en ter zitting zijn via de telefoon afgelegde verklaring niet heeft bevestigd doet aan het vorenstaande niet af.
Beide getuigen verklaren dat zij de verdachte (opmerking Gerecht: het signalement dat [getuige 2] van de schutter heeft gegeven sluit aan bij het uiterlijk van de verdachte) die bewuste avond bij [bar/restaurant] naast een zwarte motorfiets van het merk [merk] hebben zien staan, dat hij een zwart vuurwapen in zijn handen had en daarmee in de lucht schoot. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de verdachte een zwarte motorfiets van het merk [merk] heeft en dat er in Aruba niet veel van die motorfietsen zijn. De getuigen [ getuige 1 en getuige 2] verklaren beiden dat de verdachte eerst wegreed en vervolgens weer terugkwam en dat de politie hem daarna wilde vasthouden, waarop de verdachte weer wegreed. Ook de desbetreffende politieambtenaren verklaren dit laatste en de verdachte wordt door die politieambtenaren bij een fotoconfrontatie aangewezen als zijnde de persoon die wegreed toen zij hem wilden grijpen. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting erkend die bewuste nacht op de pleegplaats aanwezig te zijn geweest, dat hij is weggereden en weer terugkwam, maar daarna weer is weggereden omdat hij de politie ter plaatse zag.
De ter zitting afgelegde verklaringen van de getuigen [getuige 1 en getuige 2] inhoudende dat zij dronken waren toen zij op 27 april 2019 door de recherche werden verhoord acht het gerecht ongeloofwaardig. Deze stelling is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De verbalisanten hebben die getuigen kennelijk in staat geacht om een verklaring af te leggen. Het gerecht acht het overigens opmerkelijk dat voornoemde getuigen ter terechtzitting hebben verklaard dat zij zich niet meer kunnen herinneren wat zij op 27 april 2019 aan de recherche hebben verklaard, maar dat zij zich wel precies kunnen herinneren wat er die nacht is gebeurd en dat zij geen vuurwapen hebben gezien en niemand hebben zien schieten. Wel heeft de getuige [getuige 1] schoten gehoord.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze verordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het illegaal voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. Een vuurwapen kan ernstig lichamelijk en zelfs dodelijk letsel veroorzaken. Verdachte droeg dit vuurwapen in het openbaar en binnen handbereik, namelijk in de zitting van zijn motorfiets en heeft daarmee in de lucht geschoten. Bovendien heeft de verdachte het bewezenverklaarde feit in de nachtelijke uren nabij een bar/restaurant gepleegd waar op dat moment meer mensen aanwezig waren. Dergelijke strafbare feiten maken grote indruk op omstanders die (ongewild) getuige zijn van dit soort gedrag. Ook brengen zij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, niet alleen bij mensen die ermee worden geconfronteerd, maar ook in de Arubaanse samenleving als geheel. Het Gerecht rekent dit verdachte aan.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Teruggave aan de verdachte
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen gelden, mobiele telefoon en het rijbewijs. Daarom zal daarvan de teruggave - voor zover dit nog niet heeft plaatsgevonden
-aan de verdachte worden gelast.
Niet in staat te beslissen
Het Gerecht acht zich niet in staat te beslissen omtrent de overige onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vierentwintig maanden (24);
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
(6) zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van (
3) drie jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave, voor zover deze nog niet heeft plaatsgevonden, van de onder de verdachte in beslag genomen gelden, mobiele telefoon en het rijbewijs;
verklaart ten aanzien van de overige onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, die niet voor verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer vatbaar zijn, dat het Gerecht tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mr. L.H. Hoogenbergen, zittingsgriffier en op 7 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: