ECLI:NL:OGEAA:2020:130

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
AUA201904044
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en niet genoten vakantiedagen in het kader van een Service Agreement

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en S&L General Contractor N.V. over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst en de betaling van achterstallig loon en niet genoten vakantiedagen. De arbeidsovereenkomst was aangegaan in het kader van een Service Agreement met Citgo Aruba Refinery N.V. en eindigde volgens S&L op 15 februari 2019 door het intreden van een ontbindende voorwaarde. [verzoeker] betwistte deze beëindiging en stelde dat de arbeidsovereenkomst pas op 31 maart 2019 rechtsgeldig was geëindigd.

Tijdens de procedure heeft [verzoeker] verzocht om een verklaring dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze was geëindigd op 31 maart 2019 en om betaling van achterstallig loon en een bedrag voor niet genoten vakantiedagen. S&L voerde aan dat de arbeidsovereenkomst op 15 februari 2019 was geëindigd en dat er geen sprake was van een onregelmatige beëindiging. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst inderdaad op 15 februari 2019 is geëindigd door het intreden van de ontbindende voorwaarde, en dat er geen opzegging nodig was.

Het Gerecht heeft de vorderingen van [verzoeker] met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst afgewezen, maar heeft S&L wel veroordeeld tot betaling van een bedrag voor niet genoten vakantiedagen en de wettelijke rente over achterstallig loon. De kosten van de procedure zijn voor rekening van [verzoeker]. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en is openbaar uitgesproken op 14 april 2020.

Uitspraak

Beschikking van 14 april 2020
Behorend bij E.J. NR. AUA201904044
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen
de naamloze vennootschap
S&L GENERAL CONTRACTOR N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: S&L,
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de akte aanvulling grondslag tevens akte vermeerdering eis, met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 3 maart 2020.
1.2 [
verzoeker] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. S&L is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door onder meer de heer. [naam directeur] (directeur van S&L). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - S&L mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zal worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
S&L is met Citgo Aruba Refinery N.V. (hierna: Citgo) een “Service Agreement” (hierna: de Agreement) aangegaan om Citgo te voorzien van professioneel personeel. In het kader daarvan heeft S&L op 13 oktober 2018 met [verzoeker] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (hierna: de arbeidsovereenkomst) gesloten, op grond waarvan hij op 15 oktober 2018 in loondienst is getreden van S&L, in de functie van “
Electrical Engineer”.
2.3
In de arbeidsovereenkomst staat voor zover hier van belang het volgende.

Article 1
a.
a) As ofOctober 15, 2018,Employee enters into the service of Employer asElectrical Engineerfor adefinite period of time, beingfor the duration of the Service Agreement nr. 4600001459.(…).
b) This agreement ends, therefore, by operation of law without cancellation is required when the work within the framework of the Service Agreement is finalized or the Service Agreement (…) between Citgo Aruba and Employer is terminated, but in any case, onMarch 31, 2019.
(…)
d) Either party may terminate the employment hereunder prematurely, provided, however, a written termination notice of thirty (30) days is given.
2.4
In een e-mail bericht van 12 februari 2019, welk bericht een soortgelijke informatie bevat als de brief van Citgo van 21 november 2019, heeft Citgo het volgende aan S&L medegedeeld.
“As a result of the new Sanctions issued by the United States of America on January 28, 2019, CAR is prohibited under U.S. law from continuing any work on the upgrader project beyond February 04, 2019 and is legally required to wind down certain of its agreements and operations. In connection herewith, Company hereby provides notice of its intent to terminate the Agreement(s) listed in the attached document and directs Contractor to cease all Work under the Agreement(s), including without limitation, notifying third party subcontractors of this cancellation, demobilizing personnel and terminating all pending orders and agreements related to the Work under this Contract.
Also as a result of these sanctions, all payments must be processed and paid no later than 12:01 am Eastern Daylight Time on February 27, 2019. In order to comply with this requirement, it is imperative that all invoices be received by February 15, 2019, or as soon as possible, to allow time for processing.
(…).”
2.5
Bij brief van 14 februari 2019 heeft S&L het volgende aan [verzoeker] medegedeeld.
“We regretfully must inform that Citgo Aruba Refinery N.V. (CAR) has terminated their agreement with S&L General Contractors N.V. (S&L). This notice was received on the evening of February the 12th, 2019, around 9:30 PM. As a result, CAR has instructed us to terminate all current work done by our personnel no later than 4:00 PM on Friday February the 15th.
We understand many of you have questions concerning how we are going to further proceed with this recent unfortunate development. Answers to your concerns will come to light in the following days ahead. We are doing our due diligence in obtaining the information needed to inform you all.
You are instructed to hand your badges in after the final day of work. We were informed by CAR that outstanding invoices will be processed, and will be made out as soon as possible.”
2.6
S&L heeft aan [verzoeker] zijn loon tot en met 15 februari 2019 uitbetaald. Daarna heeft [verzoeker] geen loon meer ontvangen.
2.7 [
verzoeker] heeft S&L bij schrijven van 13 november 2019 gesommeerd om het achterstallige loon tot en met 31 maart 2019 te betalen en om een pensioenoverzicht aan [verzoeker] af te geven.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoeker] verzoekt het Gerecht – na aanvulling/vermeerdering van eis - om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
primair
a. a) voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd op 31 maart 2019;
b) S&L te veroordelen om het achterstallige loon van [verzoeker] vanaf 15 februari 2019 tot en met 31 maart 2019, ad Afl. 14.233,25 per maand uit te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
subsidiair
c) voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd op 15 maart 2019;
d) S&L te veroordelen om het achterstallige loon van [verzoeker] vanaf 15 februari 2019 tot en met 15 maart 2019, ad Afl. 14.233,25 per maand uit te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
e) S&L te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen Afl. 3.404,-- aan niet genoten vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging;
f) S&L te veroordelen om de wettelijke rente en wettelijke verhoging te betalen over de navolgende bedragen: over Afl. 5.088,53 vanaf 28 februari 2019 tot en met 10 maart 2019, over Afl. 5.088,54 vanaf 28 februari 2019 tot en met 26 maart 2019;
g) S&L te veroordelen om een overzicht te verstrekken aan [verzoeker] van de aan hem uit te keren pensioengelden tot en met 31 maart 2019, althans tot 15 maart 2019, op straffe van een dwangsom van Afl. 100,-- per dag of deel daarvan dat S&L nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
h) S&L te veroordelen om een pensioencertificaat te verstrekken aan [verzoeker] ter zake van aan hem uit te keren pensioengelden tot en met 31 maart 2019, althans tot 15 maart 2019, op straffe van een dwangsom van Afl. 100,-- per dag of deel daarvan dat S&L nalaat aan de veroordeling te voldoen;
primair en subsidiair
i. i) S&L te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft [verzoeker] primair gesteld – zo begrijpt het Gerecht - dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op 15 februari 2019 tot een einde is gekomen, nu er geen sprake is van een ontbindende voorwaarde, zoals opgenomen in artikel 1 sub b van de arbeidsovereenkomst, die in vervulling is gegaan. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst op 31 maart 2019 van rechtswege tot een einde is gekomen.
[verzoeker] heeft subsidiair gesteld dat S&L de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft beëindigd, nu zij de in artikel 1 sub b van de arbeidsovereenkomst overeengekomen opzegtermijn van 30 dagen niet in acht heeft genomen.
3.3
S&L heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 15 februari 2019 tot een einde is gekomen vanwege het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarde zoals opgenomen in artikel 1 sub b van de arbeidsovereenkomst. S&L stelt dat dit wel het geval is, terwijl [verzoeker] dit betwist.
4.2 [
verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar een vonnis van dit Gerecht van 16 oktober 2019 (KG UA201903084). In dit vonnis, dat betrekking heeft op een collega van [verzoeker], heeft het Gerecht als volgt overwogen.
“3.4 Vast staat dat de arbeidsovereenkomst in elk geval van rechtswege eindigde op 31 maart 2019. Tegen deze achtergrond stelt S&L dat de arbeidsovereenkomst op grond hiervoor geciteerde artikel 1 sub b. van die overeenkomst reeds is geëindigd per 15 februari 2019, omdat Citgo per die datum de Agreement door opzegging heeft beëindigd, hetgeen volgens S&L van algemene bekendheid is. Brown heeft die blote stellingen van S&L gemotiveerd bestreden, waardoor ze in deze op snelheid gerichte procedure niet vast komen te staan. Het Gerecht ziet in het licht van dat verweer en de omstandigheid dat in elk geval het door S&L gestelde niet bij hem en dus niet algemeen bekend is geen grond om dat gestelde voorshands aannemelijk te oordelen. Dit één en ander brengt mee dat voorshands komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 31 maart 2019.”
4.3
In tegenstelling tot de zaak waarnaar [verzoeker] verwijst, heeft S&L in de onderhavige procedure stukken overgelegd waaruit - naar het oordeel van het Gerecht - blijkt dat Citgo, op grond van de in bedoeld schrijven vermelde omstandigheden, de Agreement met S&L heeft opgezegd. Het Gerecht verwijst in dit verband onder meer naar het e-mailbericht van Citgo van 12 februari 2019 dat hiervoor onder 2.4 is weergegeven, alsmede de onbetwiste stelling van S&L dat Citgo op die datum de Agreement per 15 februari 2019 heeft opgezegd. Naar het oordeel van het Gerecht is met die opzegging de ontbindende voorwaarde zoals vermeld in artikel 1 onder b van de arbeidsovereenkomst in vervulling gegaan, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 15 februari 2019 van rechtswege is geëindigd. Van een arbeidsovereenkomst die op 31 maart 2019 van rechtswege tot een einde is gekomen, is derhalve geen sprake. De vorderingen onder a en b zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
4.4
Verder overweegt het Gerecht dat een arbeidsovereenkomst die door het intreden van een ontbindende voorwaarde tot een einde is gekomen, geen opzegging behoeft. Van een onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst zoals [verzoeker] heeft gesteld, is derhalve evenmin sprake. De omstandigheid dat S&L zonder daartoe wettelijk verplicht te zijn de arbeidsovereenkomst evenwel heeft opgezegd bij brief van 14 februari 2019 tegen 15 februari 2019 maakt dat niet anders. De vorderingen onder c en d zullen worden afgewezen.
Wettelijke rente en wettelijke verhoging over achterstallig loon
4.5
S&L heeft erkend het loon over de maand februari 2019 niet op tijd te hebben betaald aan [verzoeker]. Voorts heeft S&L niet betwist dat de bedragen, zoals vermeld in het verzoek onder f, de maand februari 2019 betreffen. S&L heeft zich voor wat betreft het onder f verzochte op het standpunt gesteld dat de wettelijke verhoging op nihil dient te worden gesteld, nu zij, vanwege haar financiële situatie, onmachtig was het loon tijdig te betalen. Naar het oordeel van het Gerecht kan die stelling van S&L haar niet baten, nu de financiële situatie van een bedrijf een omstandigheid betreft die voor rekening en risico van het bedrijf dient te komen. Een dergelijke situatie kan ook in dit geval niet in de weg staan aan de loonbetalingsverplichting van de werkgever jegens de werknemer. Dit één en ander brengt met zich dat de vordering onder f zal worden toegewezen.
Vakantiedagen
4.6
S&L heeft het door [verzoeker] gestelde bedrag aan opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen niet betwist, zodat dit bedrag naar het oordeel van het Gerecht komt vast te staan. Ter zitting heeft S&L echter gesteld dat zij dat bedrag inmiddels heeft uitbetaald aan [verzoeker], welke stelling [verzoeker] op zijn beurt gemotiveerd heeft weersproken. In het licht van dat verweer had het op de weg van S&L gelegen om haar stelling met betalingsbewijs te onderbouwen. Nu zij dat niet heeft gedaan, wordt bedoelde stelling van S&L als zijnde onvoldoende verificatoir onderbouwd gepasseerd. Vast komt aldus te staan dat S&L het op dit punt gevorderde bedrag verschuldigd is aan [verzoeker] ten titel van afkoop van opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. Dat bedrag aan afkoop betreft geen loon, zodat de daarover gevorderde wettelijke verhoging (die ziet op achterstallig loon) niet toewijsbaar is. De door [verzoeker] gevorderde wettelijke rente over dat bedrag zal worden toegewezen als na te melden. Voor matiging daarvan ziet het Gerecht onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.5 geen grond. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzochte onder f zal worden toegewezen als na te melden
Pensioenoverzicht en pensioencertificaat
4.7
Voor zover [verzoeker] met pensioenoverzicht bedoeld heeft een opgave van het opgebouwde pensioenkapitaal zoals vermeld in artikel 14 van de Landsverordening Algemeen Pensioen, overweegt het Gerecht als volgt. Uit bedoeld artikel kan worden afgeleid dat het de instelling is, in dit geval
“The Guardian Group” zoals S&L onbetwist heeft gesteld, die jaarlijks een opgave van het opgebouwde pensioenkapitaal aan [verzoeker] dient te verstrekken, en niet de werkgever zoals [verzoeker] dat heeft gesteld. Het verzochte onder g zal om die reden worden afgewezen.
4.8
Zonder nadere doch ontbrekende uitleg valt niet in te zien of te begrijpen wat [verzoeker] precies bedoelt met het door hem verzochte pensioencertificaat. Die onduidelijkheid komt en blijft voor rekening en risico van [verzoeker], en brengt mee dat het verzochte onder g eveneens zal worden afgewezen.
4.9 [
verzoeker] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van S&L, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt S&L om aan [verzoeker] te betalen Afl. 3.404,-- aan afkoop van niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
5.2
veroordeelt S&L om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over (1) Afl. 5.088,53 gerekend vanaf 28 februari 2019 tot en met 10 maart 2019 en (2) over Afl. 5.088,54 gerekend vanaf 28 februari 2019 tot en met 26 maart 2019, met dien verstande dat de wettelijke verhoging telkens maximaal 15% bedraagt;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van S&L, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
5.5
wijst het meer of anders door [verzoeker] verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 14 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.