ECLI:NL:OGEAA:2020:162

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902994
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van rekening en verantwoording door voogd over minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 april 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], en gedaagde, [Gedaagde]. De eisers hebben gevorderd dat gedaagde, die als voogd heeft gefungeerd over hen, wordt bevolen om rekening en verantwoording af te leggen over het vermogen dat zij heeft beheerd van de minderjarigen over een bepaalde periode. Gedaagde was eerder bij vonnis van 16 mei 2018 al bevolen om deze rekening en verantwoording af te leggen, maar heeft dit nagelaten, zelfs na aanmaning door eisers. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde geen of onvoldoende verantwoording heeft afgelegd over het vermogen van de minderjarigen van 29 juni 2006 tot respectievelijk 26 maart 2010 en 17 oktober 2015. De vordering van eisers is toegewezen, waarbij gedaagde een dwangsom is opgelegd van Afl. 250,-- per dag voor het niet nakomen van het bevel tot verantwoording. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 3.155,--. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 29 april 2020 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. nr. AUA201902994
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[EISER 1],

wonende in Nederland,
hierna ook te noemen: [Eiser 1],

2.[EISERES 2],

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [Eiseres 2],
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [Eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba te [adres],
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 27 november 2019 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 13 januari 2020. Eiser sub 1 is ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde en eisers sub 2 is verschenen samen met haar gemachtigde. [Gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, [eisers] mede aan de hand van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eisers] verzoeken dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [Gedaagde] beveelt tot nakoming van de veroordeling tot het afleggen van rekening en verantwoording van de voogdij die zij heeft gevoerd over de minderjarige [eiser 1], geboren op 26 maart 1992 in Aruba, en de minderjarige [Eiseres 2], geboren op 17 oktober 1997 in Aruba, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 500,-- voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] dat bevel niet opvolgt;
-[Gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
Gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eisers] verzochte.
2.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2.1
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende.
3.2.2
Bij beschikking van dit Gerecht van 29 juni 2006 in de zaak met als nummer E.J. no. 1618 van 2006 is [gedaagde] benoemd als voogdes over de toen minderjarige [eiser 1] en [eiseres 2], geboren in Aruba op respectievelijk 26 maart 1992 en 17 oktober 1997.
3.2.3 [
Eiser 1] is op 26 maart 2010 meerderjarig geworden, en [eiseres 2] is meerderjarig geworden op 17 oktober 2015.
3.2.4
Bij vonnis van dit Gerecht van 16 mei 2018 in de zaak met als zaaknummer A.R. 268 van 2017 / AUA201700396 is [gedaagde] bevolen rekening en verantwoording af te leggen over het door [gedaagde] als voogd gevoerde beheer over het vermogen van [eisers]. Dat vonnis is onherroepelijk.
3.3
Ter zitting is genoegzaam gebleken dat [gedaagde] geen of onvoldoende rekening en verantwoording heeft afgelegd over het vermogen van de toen nog minderjarige [eiser 1] en [eiseres 2] over de periode vanaf 29 juni 2006 tot in geval van [eiser 1] 26 maart 2010 en in geval van [eiseres 2] tot 17 oktober 2015, waartoe [gedaagde] bij voormeld vonnis van 16 mei 2018 was bevolen, ook niet na aanmaning daartoe door [eisers] bij brief van 25 juni 2019. Dat brengt met zich dat de vordering onder a. zal worden toegewezen, in die zin dat het Gerecht thans een gematigde en gemaximeerde dwangsom zal verbinden aan bedoeld bevel zodat [gedaagde] stevig geprikkeld wordt om dat alsnog naar behoren op te volgen of na te komen.
3.4
Bij vorenstaande wordt nog overwogen dat [gedaagde] rekening en verantwoording moet afleggen met name doch niet perse uitsluitend door (1) inzage te geven of afschriften te verstrekken aan [eisers] van alle bankafschriften van al dan niet op haar naam staande bankrekeningen waartoe [gedaagde] toegang had in de periode van 29 juni 2006 tot 17 oktober 2015 (waaronder in elk geval begrepen de op naam van de vader van [eisers] gestelde bankrekening ten tijde van zijn overlijden in 2006) en (2) mogelijke schriftelijke vragen daarover van de zijde van [eisers] binnen twee weken na ontvangst daarvan schriftelijk te beantwoorden.
3.5 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisers], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 205,-- =) Afl. 655,-- aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eisers] een dwangsom verbeurt van
Afl. 250,-- per dag of deel daarvan als [gedaagde] niet binnen twee maanden na de betekening aan haar van dit vonnis het bij vonnis van dit Gerecht van 16 mei 2018 in de zaak met als zaaknummer A.R. 268 van 2017 / AUA201700396 aan haar gegeven bevel, dat strekt tot het afleggen van behoorlijke rekening en verantwoording aan [eisers] over het door [gedaagde] als voogd gevoerde beheer over het vermogen van [eiser 1] gedurende de periode vanaf 29 juni 2006 tot 26 maart 2010 en over het vermogen van [eiseres 2] vanaf 29 juni 2006 tot 17 oktober 2015, niet alsnog na behoren opvolgt of nakomt zoals hiervoor onder 3.4 (niet uitputtend) omschreven;
-bepaalt voorts dat [gedaagde] te dezen maximaal Afl. 100.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eisers], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.155,--;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.