ECLI:NL:OGEAA:2020:175

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AUA202000294
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van strafblad en recente veroordeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 maart 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent zijn gedrag, noodzakelijk voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De klager, die de Surinaamse nationaliteit heeft, was eerder in 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor diefstal met geweld en overtreding van de Vuurwapenverordening. Het gerecht heeft vastgesteld dat, gezien de aard en ernst van de gepleegde delicten, er gegronde bezwaren waren tegen de klager, waardoor de aangewezen ambtenaar de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag terecht heeft geweigerd. De klager betoogde dat hij al bijna 30 jaar op Aruba woont, getrouwd is en kinderen heeft, en dat hij zijn verblijfsstatus wil regelen om voor zijn gezin te kunnen zorgen. Echter, het gerecht oordeelde dat de recente veroordeling en de ernst van de feiten voldoende reden vormden om de klacht ongegrond te verklaren. De beslissing werd genomen door mr. M.E.B. de Haseth, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Beschikking van 23 maart 2020
VOG nr. AUA202000294

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 21 januari 2020 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 21 januari 2020 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Bij brief van 29 januari 2020, ingediend op 30 januari 2020, heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 2 maart 2020. Klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2. Klager heeft de Surinaamse nationaliteit. Om in Aruba te kunnen verblijven en werkzaam te kunnen zijn, is een daartoe strekkende verblijfsvergunning vereist, over welke vergunning klager thans niet beschikt. Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van het regelen van zijn verblijfstatus bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS).
3.1
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 18 juli 2015, voor zover thans van belang, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor diefstal met geweld en overtreding van een bij of krachtens de Vuurwapenverordening gesteld verbod. De aard en ernst van deze strafbare feiten vormen volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte van een verklaring omtrent het gedrag is verzocht, zodanige bezwaren dat deze moest worden geweigerd.
3.2
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten het verkrijgen van een verblijfsvergunning om in Aruba bij zijn familie te mogen verblijven en om te kunnen werken. Ter zitting heeft klager aangevoerd dat hij reeds bijna 30 jaar op Aruba verblijft en dat hij wil werken en studeren, maar dat hij daarvoor zijn verblijfsstatus moet regelen. Voorts heeft hij aangevoerd dat hij getrouwd is en dat hij twee kinderen heeft. Hij wil in staat zijn om voor zijn familie te zorgen door ongestoord legaal op Aruba te verblijven en te werken.
4. Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de recente veroordeling van klager in 2015, alsmede de aard en ernst van de gepleegde delicten, te weten diefstal met geweld en overtreding van een bij of krachtens de Vuurwapenverordening gesteld verbod, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht.
Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
5. Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op 23 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba