ECLI:NL:OGEAA:2020:191

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902140
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.B.A. Coffie, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die haar aanvraag voor een verblijfsvergunning had afgewezen. De aanvraag was gedaan op 11 juli 2018, maar de afwijzing vond plaats op 4 februari 2019. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 14 mei 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft vervolgens op 26 juni 2019 beroep ingesteld, maar dit beroep werd door de rechter niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. De beroepstermijn, die zes weken bedraagt, was geëindigd op 25 juni 2019. De advocaat van appellante stelde dat zij de beschikking van 14 mei 2019 pas op 25 juni 2019 had ontvangen, maar de rechter oordeelde dat de advocaat op dat moment al beschikte over de relevante informatie om het beroep tijdig in te dienen. De rechter concludeerde dat de vertraging voor rekening en risico van appellante kwam, en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 6 april 2020.

Uitspraak

Uitspraak van 6 april 2020
Lar nr. AUA201902140

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
gericht tegen:

De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 4 februari 2019 heeft verweerder de aanvraag van appellante van 11 juli 2018 om haar een verblijfsvergunning te verlenen met als doel het verrichten van arbeid in loondienst bij Frasa International Trading N.V. afgewezen.
Bij beschikking van 14 mei 2019 heeft verweerder het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellante op 26 juni 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 25 september 2019 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolgde artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
1.2
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Lar wordt een beroepschrift niet‑ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
De beoordeling
2. De in beroep bestreden beschikking is gedagtekend 14 mei 2019. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat de beroepstermijn is aangevangen op 15 mei 2019 en geëindigd op 25 juni 2019. Het beroepschrift van appellante is op 26 juni 2019 en derhalve buiten deze termijn ingediend.
3. Daartoe bij brief van 28 juni 2019 in de gelegenheid gesteld, heeft de toenmalige gemachtigde van appellante te kennen gegeven dat zij de op de zaak betrekkende stukken eerst op 25 juni 2019 van appellante heeft ontvangen en dat zij hierdoor niet eerder dan op 26 juni 2019 het beroepschrift bij het gerecht heeft kunnen indienen. De desbetreffende gemachtigde heeft daarbij tevens betoogd dat de beroepstermijn eerst op 26 juni 2019 is geëindigd, zodat het beroepschrift binnen de termijn is ingediend.
Ter zitting heeft de huidige gemachtigde van appellante te kennen gegeven dat appellante de beschikking van 14 mei 2019 eerst op 25 juni 2019 heeft ontvangen, zodat niet van haar kon worden gevergd het beroepschrift op dezelfde dag in te dienen, omdat zij eerst juridische bijstand moest zoeken.
4. Ook indien ervan uit wordt gegaan dat, zoals appellante ter zitting heeft betoogd, appellante de beschikking van 14 mei 2019 eerst op 25 juni 2019 heeft ontvangen, geeft dat geen grond voor het achterwege laten van niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens termijnoverschrijding. De toenmalige gemachtigde van appellante, een advocaat, beschikte gezien haar betoog in elk geval op 25 juni 2019, derhalve binnen de beroepstermijn, over de beschikking van 14 mei 2019, maar heeft om haar moverende redenen, kennelijk omdat naar haar berekeningen de beroepstermijn eerst op 26 juni 2019 eindigde, het beroep op laatstvermelde datum ingediend. Dit komt evenwel voor rekening en risico van appellante. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het beroep desgewenst op nader aan te voeren gronden beroep kon worden ingesteld.
5. De slotsom is dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 april 2020, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth