Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
Vervangende toestemming tot erkenning
.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek van een man om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van een minderjarige. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.G. Illes, heeft het verzoek ingediend tegen de moeder van de minderjarige, die werd bijgestaan door haar advocaat mr. J.F.M. Zara. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 5 november 2019 en een akte uitlating van de bijzonder curator, ingediend op 3 maart 2020. De centrale vraag was of de voorgenomen erkenning de belangen van de minderjarige of de moeder zou schaden. Het gerecht oordeelde dat de moeder geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op een schending van haar belangen bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige. De bijzonder curator adviseerde om de man vervangende toestemming te verlenen, en het gerecht volgde dit advies. Het gerecht oordeelde dat de geslachtsnaam van de minderjarige, die sinds haar geboorte de geslachtsnaam van de moeder droeg, behouden moest blijven, ondanks de erkenning door de man. Dit werd onderbouwd door de huidige wetgeving en de nog niet in werking getreden Landsverordening aanvulling BW, die een regeling biedt voor naamskeuze. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.