ECLI:NL:OGEAA:2020:206
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsverhouding tussen verzoeker en het Land Aruba inzake stageovereenkomst versus arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het Land Aruba. De verzoeker, die werkzaam was in het kader van een stageovereenkomst bij Instituto Biba Saludabel y Activo (IBISA), verzocht om betaling van zijn loon over de periode van 1 oktober 2018 tot 28 augustus 2019. Hij stelde dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden had verricht, terwijl het Land Aruba betwistte dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst en concludeerde tot afwijzing van het verzoek.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 oktober 2019 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 14 januari 2020. Tijdens de zitting op 12 mei 2020 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, terwijl het Land werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. Het Gerecht heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig overwogen.
Het Gerecht oordeelde dat de werkzaamheden van de verzoeker niet onder een arbeidsovereenkomst vielen, maar onder een stageovereenkomst, omdat de werkzaamheden primair gericht waren op het verwerven van kennis en ervaring. De verzoeker was niet bevoegd om zelfstandig sportlessen te geven en werkte altijd onder supervisie van een bevoegde leerkracht. Het Gerecht concludeerde dat de verzoeker niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een arbeidsovereenkomst en dat het Land Aruba niets verschuldigd was aan de verzoeker. De vorderingen van de verzoeker werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot omdat het Land werd vertegenwoordigd door een ambtenaar.