ECLI:NL:OGEAA:2020:222

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
AUA201903553
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkeersongeval zonder geldig rijbewijs

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres Boogaard Assurantiën N.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft schadevergoeding na een verkeersongeval dat plaatsvond op 26 november 2018, waarbij de feitelijke bestuurder van de auto van gedaagde niet beschikte over een in Aruba geldig rijbewijs. Dit leidde tot de conclusie dat gedaagde geen dekking genoot onder de verzekering bij Fatum General Insurance Aruba N.V. De procedure omvatte een comparitie van partijen op 4 februari 2020, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiseres heeft haar eis verminderd en vorderde uiteindelijk een bedrag van Afl. 1.870,47, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd, maar dit werd door het Gerecht als onvoldoende onderbouwd verworpen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de schade aan de auto van gedaagde als gevolg van het ongeval Afl. 1.578,87 bedraagt, en dat gedaagde aansprakelijk is voor de kosten die Boogaard heeft gemaakt. Het vonnis, uitgesproken op 20 mei 2020, wijst de vordering van Boogaard toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met kosten en rente.

Uitspraak

Vonnis van 20 mei 2020
Behorend bij B.B. nr. AUA201903553
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba, te [adres],
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 8 januari 2020 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 4 februari 2020. Boogaard is ter zitting verschenen bij haar gemachtigden, en [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, Boogaard mede aan de hand van nadere toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Boogaard heeft ter zitting bij akte haar eis verminderd.
1.3
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Na vermindering van eis vordert Boogaard dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan Boogaard te betalen Afl. 1.870,47 danwel enig ander door het Gerecht te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 26 november 2018 althans 13 september 2019 althans enige andere door het Gerecht te bepalen datum, en voorts te vermeerderen met Afl. 375,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. te dezen enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
c. [gedaagde] veroordeelt in de kosten en de nakosten van deze procedure.
2.2 [
gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door Boogaard verzochte.
2.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1.1
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende.
3.1.2
Op 26 november 2018 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de door [bestuurder1] (hierna: [bestuurder1]) bestuurde auto met kenteken [auto-1] (hierna: auto-1) en de door [bestuurder2] (hierna: [bestuurder2]) bestuurde auto met kenteken auto-2 (hierna: het ongeval). Dat ongeval is veroorzaakt door [bestuurder1], die met de door hem bestuurde auto die van [bestuurder2] (hierna: auto-2) van achteren heeft aangereden.
3.1.3 [
bestuurder1] beschikte ten tijde van het ongeval niet over een in Aruba geldig rijbewijs.
3.1.4
Auto 1 was ten tijde van het ongeval verzekerd bij Fatum General Insurance Aruba N.V. (hierna: Fatum). Fatum heeft op grond van haar wettelijke plicht de schade aan auto-2 moeten vergoeden. In dat verband heeft Fatum - zo begrijpt het Gerecht - Afl. 1.578,87 ten titel van schadevergoeding uitgekeerd aan de eigenaar van auto-2, die zijn auto heeft laten repareren bij Garage Centraal, gedurende welke reparatie Boogaard tegen betaling van Afl. 129,60 een vervangende huurauto ter beschikking heeft moeten stellen aan [bestuurder2].
3.1.5
Ter vaststelling van schade aan auto-2 heeft Boogaard expertisekosten ad Afl. 162,-- moeten betalen.
3.1.6
Krachtens artikel 4.7 van de tussen partijen van toepassing zijnde “
Special insurance conditions Motor vehicle insurance Aruba” is van dekking uitgesloten schade die veroorzaakt is door de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig die ten tijde van het schadeveroorzakende feit niet in bezit is van een in Aruba geldig rijbewijs.
3.1.7
Boogaard heeft [gedaagde] meermalen schriftelijk gesommeerd tot betaling van hetgeen [gedaagde] volgens Boogaard aan haar verschuldigd is. Betaling is uitgebleven.
3.2
In het licht van vorenstaande betwist [gedaagde] primair dat auto-2 als gevolg van het ongeval schade heeft opgelopen. Dat verweer heeft [gedaagde] in het licht van het algemeen bekende gegeven dat een auto als gevolg van een ongeval als het onderhavige doorgaans schade oploopt en het als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde op zich niet door [gedaagde] bestreden schaderapport van Forensys (waarin staat vermeld dat sprake is van recente schade aan de achterzijde van auto-2), onvoldoende onderbouwd. Dat verweer wordt daarom verworpen.
3.3
Boogaard heeft de schade aan auto-2 laten begroten door een schade-expert, van welke [gedaagde] de betrouwbaarheid en deskundigheid niet heeft bestreden. Die door het Gerecht daarom betrouwbaar en deskundig bevonden expert heeft de schade aan auto-2 als gevolg van het ongeval begroot op Afl. 1.578,87. [gedaagde] betwist die begroting met de stelling dat volgens haar sprake is van maximaal Afl. 300,-- aan schade. Ook dat verweer heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Het had te dezen immers op de weg gelegen van [gedaagde] om in het licht van de door Boogaard ingeschakelde schade-expert haar stelling te staven met een rapportje van een door haar ingeschakelde schadetaxateur. Het nalaten daarvan komt en blijft voor rekening en risico van [gedaagde]. Aldus komt als onvoldoende onderbouwd bestreden vast te staan dat de schade aan auto-2 als gevolg van het ongeval Afl. 1.578,87 bedraagt, welk bedrag Boogaard op grond van de wet heeft vergoed aan de eigenaar van auto-2.
3.4
Nu vaststaat dat [bestuurder1] als feitelijke bestuurder van auto-1 ten tijde van het ongeval niet beschikte over een in Aruba geldig rijbewijs, geniet [gedaagde] op grond van de hiervoor onder 3.1.6 vermelde tussen partijen van toepassing zijnde voorwaarde geen dekking onder haar bij Fatum afgesloten polis. Dat brengt met zich dat Boogaard op goede grond regres voert op [gedaagde]. Aldus is [gedaagde] verschuldigd aan Boogaard Afl. 1.578,87, alsmede de kosten ad. Afl. 162,-- die Boogaard heeft betaald aan de schade-expert voor het uitbrengen van een schaderapport alsmede de door Boogaard betaalde kosten ad Afl. 129,60 voor een vervangende auto ten behoeve van [bestuurder2] gedurende de reparatie van auto-2. De slotsom luidt dat [gedaagde] in hoofdsom Afl. 1.870,47‬ verschuldigd is aan Boogaard, te vermeerderen met wettelijke rente zoals onbestreden primair gevorderd.
3.5
De vordering ter zake van vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zal, als zijnde onbestreden, worden toegewezen als gevorderd. Hierbij wordt nog overwogen dat is gebleken dat te dezen door Boogaard meer werkzaamheden zijn verricht dat die ter voorbereiding en instructie van de zaak in welke artikel 63a Rv voorziet, en dat Boogaard deze krachtens het Procesreglement forfaitair vastgestelde kosten in redelijkheid mocht maken.
3.6 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten en de nakosten van deze procedure gevallen en te vallen aan de zijde van Boogaard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten (griffiegeld) en Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigden (2 punten, tarief 2), te vermeerderen met nakosten zonder betekening van dit vonnis begroot op Afl. 250,-- en met betekening van dit vonnis begroot op Afl. 400,-- indien en voorzover die betekening heeft plaatsgevonden nadat [gedaagde] na aanschrijving door Boogaard 14 dagen tijd heeft gehad om dit vonnis na te komen.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Boogaard te betalen
Afl. 1.870,47, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 26 november 2018 en voorts te vermeerderen met Afl. 375,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten en de nakosten van deze procedure gevallen en nog te vallen aan de zijde van Boogaard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 600,--, te vermeerderen met nakosten zonder betekening van dit vonnis begroot op Afl. 250,-- en met betekening van dit vonnis begroot op Afl. 400,-- indien en voorzover die betekening heeft plaatsgevonden nadat [gedaagde] na aanschrijving door Boogaard 14 dagen tijd heeft gehad om dit vonnis na te komen;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 mei 2020 in aanwezigheid van de griffier.