ECLI:NL:OGEAA:2020:225

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
AUA201900059
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld door een naamloze vennootschap in het kader van een overeenkomst voor opslag van alcoholhoudende producten

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiseres, een naamloze vennootschap, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, eveneens een naamloze vennootschap, met betrekking tot onbetaalde facturen voor diensten die eiseres heeft verricht. De eiseres vorderde een bedrag van Afl. 79.445,14, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst die tussen partijen was gesloten voor de opslag van alcoholhoudende producten. De procedure begon met een verzoekschrift van 10 januari 2019, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord en repliek, waarin de partijen hun standpunten uiteenzetten.

De eiseres stelde dat de gedaagde de facturen voor de geleverde diensten niet had betaald, ondanks herhaalde verzoeken. De gedaagde voerde verweer en betwistte de vordering, onder andere door te stellen dat er afspraken waren gemaakt over de verkoop van het opgeslagen bier en dat de eiseres geen opslagkosten in rekening mocht brengen. Het gerecht heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verweer.

Het gerecht oordeelde dat de eiseres de kosten die zij had gemaakt, waaronder invoerrechten en opslagkosten, terecht in rekening had gebracht. De gedaagde had deze kosten niet betwist, waardoor het gerecht besloot de vordering van de eiseres toe te wijzen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 20 mei 2020, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 20 mei 2020
Behorend bij AUA201900059
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[Eiseres] h.o.d.n. [bedrijf eiseres],
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigden: de advocaten mr. A.A. Ruiz en I.R. Wever,
tegen:
[Gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 10 januari 2019 met producties;
- de conclusie van antwoord van 15 mei 2019;
- de conclusie van repliek van 11 september 2019 met producties;
- de conclusie van 4 december 2019 met productie;
- de akte uitlating producties van 22 januari 2020.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 79.445,14, rente en kosten rechtens.
2.2
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat zij op grond van een daartoe met [gedaagde] gesloten overeenkomsten diensten heeft verricht ten behoeve van [gedaagde] en dat [gedaagde] de in verband daarmee verzonden facturen onbetaald laat.
2.3 [
gedaagde] voert hiertegen verweer. Op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer zal hierna, bij de beoordeling van de vordering worden ingegaan.

3.DE BEOORDELING

3.1
Partijen hebben beiden in beperkte mate de vordering respectievelijk het verweer met feitelijke stellingen onderbouwd en toegelicht. Het gerecht neemt in ieder geval als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet betwist, het volgende als vaststaand aan.
a. a) [eiseres] heeft in het kader van de door haar gedreven onderneming een zogeheten ‘alcohol bonded warehouse’. Dit is een opslagruimte die speciaal is bedoeld voor de opslag van alcoholhoudende producten.
b) [gedaagde] heeft in verband met zijn onderneming bier van het merk [merk bier] in Aruba geïmporteerd. Dit bier is na aankomst in Aruba opgeslagen in de opslagloods van [eiseres].
c) Partijen hebben op een gegeven moment een niet gedateerde overeenkomst gesloten (cvr, prod. 5; hierna: de overeenkomst), waarin onder meer is opgenomen:
In overwegende nemende dat
[bedrijf gedaagde] door omstandigheden niet in staat is de door [bedrijf eiseres] gemaakte en lopende kosten te betalen ten aanzien van een partij [merk bier] bier.
De gemaakte en lopende kosten bestaan uit voorgeschoten invoerrechten, transport, handeling, administratie, verzekering en opslag.
De partij bier staat opgeslagen in het bonded warehouse van [bedrijf eiseres].
Komen het volgende overeen:
[bedrijf gedaagde] geeft aan [bedrijf eiseres] het recht om een afnemer te vinden die het bier wil kopen ter dekking van de gemaakte en voorgeschoten kosten.
[bedrijf gedaagde] geeft [bedrijf eiseres] het recht de verkoopprijs te innen en de kosten hiervan in te houden, alvorens het saldo over te maken aan [bedrijf gedaagde].
[bedrijf gedaagde] geeft [bedrijf eiseres] het recht het bier te leveren
[bedrijf gedaagde] blijft aansprakelijk voor de kosten in geval de partij bier niet verkocht wordt.
[bedrijf gedaagde] blijft verantwoordelijk voor de inkoopfacturen, belastingen en andere kosten ten aanzien van de partij bier. (…)”
d) Nu van de zijde van [gedaagde] niet is betwist dat deze overeenkomst op 17 juli 2018 tussen partijen is gesloten, gaat het gerecht van de juistheid van die datum uit.
3.2
In het inleidend verzoekschrift heeft [eiseres] er ter onderbouwing van haar vordering mee volstaan om te verwijzen naar een op 16 november 2018 door haar aan [gedaagde] verzonden herinnering met betrekking tot negen onbetaalde facturen. Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] heeft [eiseres] in de conclusie van repliek de facturen zelf met bijlages overgelegd. In de facturen is een specificatie en onderbouwing gegeven van de gefactureerde kosten.
3.3 [
gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat op een gegeven moment tussen partijen is afgesproken dat het bier dat bij [eiseres] was opgeslagen, door [eiseres] zou worden verkocht en dat, na aftrek van de kosten, het saldo aan [gedaagde] zou worden betaald. Daar heeft [gedaagde] nog aan toegevoegd dat:
- de vordering onvoldoende is onderbouwd (cva, 6 en cvr, 1);
- de opslagkosten niet in rekening zouden worden gebracht (cva, 3 en 5);
- [ gedaagde] nimmer een afrekening heeft ontvangen in verband met het bier dat door [eiseres] is verkocht (cva, 4);
- [ eiseres] kosten in rekening brengt voor de aankoop van het bier, terwijl [gedaagde] het bier zelf heeft gekocht en betaald (cva, 4).
3.4
Het gerecht oordeelt als volgt. In de overeenkomst zijn partijen onder meer overeengekomen dat [gedaagde] jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de kosten die [eiseres] in verband met de opslag van het bier had, waarbij uitdrukkelijk is bepaald dat de “
lopende kosten bestaan uit voorgeschoten invoerrechten, transport, handeling, administratie, verzekering en opslag (…)”
In het licht van deze overeenkomst had van [gedaagde] mogen worden verwacht dat hij zijn verweer dat hij geen opslagkosten verschuldigd was, nader had onderbouwd. Dit heeft hij niet gedaan, zodat dit verweer wordt gepasseerd. Het verweer dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, wordt eveneens verworpen. Aan [gedaagde] moet worden toegegeven dat de vordering in het inleidend verzoekschrift onvoldoende was gespecificeerd en onderbouwd. Bij conclusie van repliek heeft [eiseres] echter alsnog de facturen zelf met bijbehorende specificaties overgelegd. Hieruit volgt allereerst dat geen kosten voor de aankoop van bier in rekening zijn gebracht, zodat het daarop gerichte verweer wordt verworpen. Uit de specificaties volgt verder dat aan [eiseres] aanzienlijke bedragen aan invoerrechten door de douane in rekening zijn gebracht. Deze kosten vormen het grootste deel van het aan [gedaagde] gefactureerde bedrag. Nu [gedaagde] deze invoerrechten op zichzelf niet heeft betwist, gaat het gerecht ervan uit dat deze door [eiseres] daadwerkelijk zijn betaald in verband met het door [gedaagde] geïmporteerde bier en dat deze kosten terecht zijn doorbelast. Ook de overige door [eiseres] in de facturen in rekening gebrachte (bescheiden) bedragen zijn niet betwist, zodat het gerecht aanneemt dat ook deze kosten terecht in rekening zijn gebracht.
3.5
Uit het voorstaande volgt dat het verweer van [gedaagde] als onvoldoende onderbouwd zal worden verworpen, zodat hij ook niet tot bewijs (dat overigens niet is aangeboden) behoeft te worden toegelaten.
3.6
De conclusie is dat de vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen. Nu door [eiseres] niets is gesteld over de datum dan wel data waarop [gedaagde] in verzuim is geraakt ten aanzien van zijn verplichting tot betaling van de facturen, zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen met ingang van heden. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, inclusief die van het gelegde beslag en die aan de zijde van [eiseres] voor de procedure worden begroot op Afl. 350,00 aan griffierecht, op Afl. 217,57 aan explootkosten en op Afl. 3.000,00 voor salaris gemachtigde en voor het gelegde beslag op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 670,75 aan explootkosten en op Afl. 1.500,00 aan salaris gemachtigde.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
4.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van Afl. 79.445,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
4.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 350,00 aan griffierecht, op Afl. 217,57 aan explootkosten en op Afl. 3.000,00 voor salaris gemachtigde alsmede in de kosten van het gelegde beslag die aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 670,75 aan explootkosten en op Afl. 1.500,00 aan salaris gemachtigde;
4.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 mei 2020 in aanwezigheid van de griffier.